De spoorweg en de kaart
P. H. J. van den Boorn
Inleiding
Op landkaarten nemen wegen, spoorlijnen, rivieren en
kanalen vaak een prominente plaats in. Het overgrote
deel van de heden ten dage geproduceerde kaarten
(zeker als we kijken naar de oplagen) heeft het primaire
doel inzicht te verschaffen in het netwerk van verbindin-
gen dat de transporteur, toerist, handelsreiziger of
militair ter beschikking Staat. Zelden wordt langdurig
stilgestaan bij de vorm van zo'n netwerk van wegen of bij
het vreemde trace dat een weg of spoorlijn volgt. Toch
komt het bijna nooit voor dat de verbinding tussen twee
plaatsen tot stand is gebracht op de meest ideale manier:
via een kaarsrechte lijn op de kaart. Slechts zeer
opvallende omwegen worden door de gebruiker
opgemerkt en soms ontstaat uit de onvrede daarover
uiteindelijk een lobby voor het aanleggen van een
afsnijding. In dit artikel wordt aandacht besteed aan de
voornaamste faktoren die een rol speien bij de tracering
van verbindingen over land en de faktoren die deze
verbindingen de vorm hebben gegeven zoals die via de
landkaart tot ons komt. Dit gebeurt aan de hand van de
loop van spoorlijnen en de vorm van spoorwegnetten.
Hiervoor is gekozen vanuit twee overwegingen. In de
eerste plaats is het bij de aanleg van spoorlijnen vanuit
technisch oogpunt noodzakelijk meer rekening te
houden met eventuele obstakels (minder steile
hellingpercentages, ruime bogen), waarbij bedacht moet
worden dat de aanleg van spoorwegen voor het grootste
deel plaatsvond in een tijd dat de technische ontwikke-
ling nog niet zo ver was voortgeschreden dat natuurlijke
barrieres gemakkelijk konden worden overwonnen.
Bovendien brengt de intrinsieke kracht van het vervoer
per spoor, het vervoeren van grote hoeveelheden
mensen en goederen, met zieh mee dat de loop van
spoorlijnen meer dan de loop van wegen samenhangt
met koncentraties van mensen en produktiecentra van
goederen.
Het fysisch milieu
De natuur speelt uiteraard een grote rol bij de aanleg van
spoorverbindingen. De aanwezigheid van natuurlijke
barrieres, als rivieren, zeearmen en gebergten,
reliefverschillen en de gesteldheid van de bodem, maken
rechte verbindingen vaak onmogelijk. In veel gevallen
verhinderen deze faktoren zelfs de totstandkoming van
verbindingen. Een mooi voorbeeld in eigen land zijn de
spoorwegen in Zeeland. Zeeuwsch-Viaanderen heeft
ondanks vele plannen zijn rechtstreekse spoorverbinding
tot op heden nooit gekregen, omdat de Westerschelde te
breed en later te duur was om te overbruggenDe Steden
Middelburg en Vlissingen kregen hun spoorlijn wel maar
deze maakt een grote omweg, die vroeger wel maar
thans niet meer noodzakelijk is: de afstand Middelburg-
Rotterdam is hemelsbreed 85 km, over de weg 104 km
maar per trein 127 kmEen zelfde situatie doet zieh voor
in de verbindingen van Amsterdam met Leeuwarden en
Groningen. De Flevospoorlijn die in 1988 Lelystad met
Almere en Amsterdam zal verbinden kan misschien een
eerste aanzet zijn voor de aanleg van de 'Zuiderzee-
spoorlijn' die van Lelystad over Emmeloord, Eleeren-
veen en Drachten de reistijden tussen de hoofdstad en
het Noorden aanmerkelijk zal bekorten. Ook de grote
rivieren hebben de vorm van het Nederlandse spoorweg-
net sterk beinvloed. De lijn Utrecht-Breda zou reeds
lang zijn aangelegd als de overbrugging van Rijn, Waal
en Maas niet voor onoverkoombare (financiele)
Problemen had gezorgd. Een natuurlijke barriere die
140 j aar lang de treinreizigers tussen Leiden en
Amsterdam over Haarlem deed reizen, het Elaarlem-
mermeer, bleef, hoewel reeds drooggelegd in de jaren
vijftig van de vorige eeuw, tot 1981 voor de NS een
werkelijkheid: in dat jaar werd de rechtstreekse
Schiphollijn geopend.
Wat in Nederland de rivieren, kanalen en zeearmen zijn,
zijn in de meeste andere landen van Europa de heuvels
en de bergen. Met name hooggebergten vormen
formidabele obstakels voor snelle verkeersverbindingen.
Zo is het Italiaanse spoorwegnet slechts op acht plaatsen
met het spoorwegnet aan de andere kant van de Alpen
verbonden (tabel 1). De rivieren veranderen in de
bergen van obstakels in wegbereiders. De loop van de
Tabel 1. Spoorwegen door de Alpen
Kust
Tenda
Mont Cenis
Simplon/Lötschberg
Gotthard
Albula-Bernina
Brenner
Tauern-Pontebba
Nice-Ventimiglia-Genua
Nice-Tendatunnel-T urij n
Lyon-Mont Cenistunnel-Turijn
Lausanne/Bern-Simplon/Lötsch-
bergtunnel-Milaan
Luzern/Zürich-Gotthardtunnel-
Milaan
Chur-Albulatunnel-Berninapas-
Tirano (smalspoor)
München-Innsbrück-Brenner-
pas-Verona
Salzburg-Tauerntunnel-Villach-
Pontebbapas-Triest/Venetie
24
KT 1987. XIII.2