Bodemkaart van Nederland in rastervorm:
fout bij verrasteren
L. A. Ankum, A. K. Bregt, J. Denneboom en Y. van Randen
Inleiding
Een van de aktiviteiten van de Stichting voor Bodemkar-
tering (STIBOKA) is de vervaardiging van een bodem
kaart van Nederland op een schaal 1 50.000. De bladen
van deze kaart in kleur en de bijbehorende toelichtingen
worden onder andere gebruikt voor de landbouw, de
ruimtelijke ordening op nationaal en provinciaal niveau,
het milieubeheer en het onderwijs.
In 1976 is gestart met het digitaliseren van de kaartbla-
den. Dit gebeurde met het interaktief grafisch systeem
van Computervision, waarin deze bladen in polygoon-
vorm zijn opgeslagen. Inmiddels zijn alle versehenen
bladen gedigitaliseerd. Onlangs heeft STIBOKA al het
polygoonmateriaal van de Bodemkaart van Nederland
1 50.000 in rastervorm omgezet. Vanuit een aantal
Projekten bestaat hieraan een grote behoefte. Zo
worden bij de landschapsecologische kartering van
Nederland (VEELENTURFet al., 1985) bodemgegevens
gekoppeld aan flora- en faunagegevens. Ook bij het
fosfaatonderzoek vindt op rasterbasis koppeling plaats;
in dit geval tussen bodem, bodemgebruik en mestgift.
Bij het gebruik van de bodemkaart in rastervorm moet
rekening worden gehouden met drie soorten fouten:
onzuiverheid van de bodemkaart
•fout bij het digitaliseren en
•fout bij de konversie van polygoonvorm naar raster
vorm (verrasteren).
Over de zuiverheid van de bodemkaart en de grootte van
de fout die optreedt bij digitaliseren, is reeds het een en
ander bekend (marsman en DE GRUIJTER, 1986; STEIN,
1986). Over de grootte van de fout bij de konversie is
veel minder bekend. In dit artikel wordt een onderzoek
naar de grootte van die fout besproken.
Methode van verrasteren
Bij konversie van polygoon- naar rastervorm is het
noodzakelijk een keuze te maken voor de orientatie van
het raster, de rastercelgrootte en de methode van
bemonstering. Gekozen is voor een orientatie van het
raster evenwijdig aan de coördinaatlijnen van de
topografische kaart. De rastercelgrootte bedraagt in het
onderzoek50mx50m, lOOmx 100men200mx200m.
Als bemonsteringsmethode is de middelpuntbemonste-
ring gekozen. Dit betekent dat de bodemeenheid en de
grondwatertrap (Gt) van het middelpunt van elke
rastercel representatief geacht worden voor de hele cel
(figuur lb). Indien in het gebied van de rastercel meer
dan een bodem- en Gt-eenheid voorkomen, treedt bij
verrasteren een fout op. Bijvoorbeeld in cel 2 (figuur 1 d)
wordt het geareeerde gedeelte ten onrechte tot eenheid
Agerekend. Ook in de cellen3,5,8,9en 12doet zieh die
situatie voor. Omgekeerd zijn er ook cellen (6, 7, 10,11
en 14) waarbij gedeelten ten onrechte tot B worden
gerekend. Het geareeerde gebied in figuur ld vormt de
totale oppervlakte die als gevolg van het verrasteren
foutief wordt toegekend. Deze oppervlakte, uitgedrukt
in procenten van de totale gebiedsoppervlakte, levert de
fout bij verrasteren op. In dit artikel wordt deze fout bij
verrasteren verder 'de fout' genoemd.
Faktoren van invloed op de fout
Uit de literatuur blijkt dat de fout wordt beinvloed door
twee faktoren:
•rastercelgrootte en
ingewikkeldheid van het kaartbeeld.
A
B
Figuur 1. Fragment van bodemkaart
a. bodemkaart in polygoonvorm
b. bodemkaart in polygoonvorm met daaroverheen een raster
A A A A
A B 8 A
A B B A
A B A A
c. bodemkaart in rastervorm
d. de optredende fout bij verrasteren (geareeerd); 1 t/m 16 zijn cel-
nummers.
KT 1987. XIII.2
35