Rastercelgrootte
In de literatuur (MULLER, 1977; BURROUGH, 1986)
wordt melding gemaakt van een verband tussen
rastercelgrootte en de optredende fout. Hoe kleiner de
cel, des te kleiner de fout. Het is dus aantrekkelijk om de
cel zo klein mogelijk te maken. Naarmate de cellen
kleiner worden, neemt de computertijd toe, evenals de
benodigde opslagcapaciteit. Er moet dus een rastercel
grootte worden gekozen waarbij de omzetting snel
genoeg kan worden uitgevoerd en tevens de fout
acceptabel is.
Ingewikkeldheid van het kaartbeeld
Volgens SWITZER (1975) is er ook een verband tussen de
fout en de ingewikkeldheid van het kaartbeeld. Een
kaartbeeld is ingewikkelder naarmate er per opper-
vlakte-eenheid meer grenslijnen voorkomen. In ons
onderzoek is hiervoor als maat de grensindex gebruikt.
Dit is het aantal kilometers grenslijn per Vierkante
kilometer oppervlak. Twee soorten grensindices zijn in
het onderzoek onderscheiden:
•grensindex van het polygoonbestand (G/p) en
grensindex van het rasterbestand (G/r).
De grensindex van het polygoonbestand van een
kaartblad is bepaald door de totale lengte van de
polygoongrenzen te delen door de oppervlakte van dat
blad. De grensindex van het rasterbestand is bepaald
door de totale lengte van de grenslijnen tussen rastercel-
len die behoren bij verschillende kaarteenheden, te
delen door de oppervlakte van het kaartblad. De
G/pVerdient de voorkeur boven de G/r, omdat die
onafhankelijk is van de rastercelgrootte.
Onderzochte gebieden
De fout is bepaald voor elf kaartbladen (figuur 2). Alle
kaartbladen hebben een oppervlakte van 500 km2,
behalve het gecombineerde kaartblad 5 Oost/West
(687,5 km2. De G/p van deze bladen varieert van 0,4
voor 26 West tot 4,4 voor 27 Oost.
Om een grotere variatie in de grensindex te krijgen, zijn
uit de elf kaartbladen nog dertig deelgebieden van 5 km
x5 km en vijf van lOkmx lOkmgeselekteerd. Voor deze
deelgebieden kon de G/p niet berekend worden. Voor
de typering van de ingewikkeldheid van de fragmenten is
de G/r gebruikt.
Kwantificering van de fout
Voor het bepalen van de fout bij verrasteren zijn drie
verschillende methoden gebruikt. Twee hiervan zijn aan
A
A
A
B
B
B
B
B
B
B
A
A
A
B
B
B
B
B
B
B
A
A
A
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
B
Figuur 3. Bepaling van de fout met de dubbele-konversiemetho-
de.
a. fragment met eenheden A en B
b. verrasteren naar het basisraster
c. de optredende fout (gearceerd)
d. verrasteren naar hetfijne raster
e. benadering van de fout door vergelijking van hetfijne raster
met het basisraster; waar het basisraster een afwijkende codering
heeft ten opzichte van hetfijne rasteris het basisraster fout
gecodeerd.
Figuur 2. De elf kaartbladen van het onderzoek
36
KT 1987. XIII.2