40 Jaar polderkartografie F. J. Ormeling Inleiding Naast zeekaarten vormden waterschapskaarten het eigen gezicht van de vroege Nederlandse kartografie. Aan het nu geinstitutionaliseerde beeld van de waterschapskartografie zijn we inmiddels zo gewend dat de opkomst van een nieuwe tak van deze waterstaatkun- dig bepaalde kartografie haast geruisloos plaatsvond. Deze nieuwe loot is echter zeker zo baanbrekend als de illustere voorganger, zowel in ontwerp, visie als technieken, en daarom is het goed stil te staan bij het jubileum dat op 12 juni 1987 in Lelystad is gevierd. Toen herdacht de Afdeling Landmeetkundig Werk (alw) van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) het feit dat ze 40 jaar geleden werd opgericht. De nieuwe provincie Flevoland heeft dankzij het werk van de ALW een landmeetkundige en kartografische infrastruktuur meegekregen die zijn gelijke niet kent. Het is de enige provincie die kan beschicken over een komplete grootschalige basiskaart, een kleinschalige basiskaart 1 10.000, gemeentekaarten op de schaal 1 25.000 en overzichtskaarten op schalen tot 1 500.000. Dezelfde dienst vervaardigt ook kaartmate- riaal voor voorlichtingsdoeleinden (waarvan bijvoor- beeld de Monumentenkaart getuigt die bij dit KT-num- mer is gevoegd) en zij speelt een voortrekkersrol op het gebied van de opbouw van kartografische bestanden: alle leggergegevens en kadastrale plans van geheel Flevoland zijn eind 1987 opgenomen in een geautomati- seerd kadastraal vastgoedinformatie-systeem, waarin tevens de overige grootschalige topografie van de grootschalige basiskaart is ingebracht. Organisatiestruktuur Hoe heeft men in Lelystad deze uitzonderlijke positie opgebouwd? Behalve aan het team van experts dat in de ALW is samengebracht is dit te danken aan de bijzondere struktuur van de organisatie. Het is de taak van de RIJP om, nadat de Dienst Zuiderzeewerken (zzw) de dijken en overige waterstaakundige kunstwerken heeft aangelegd, de drooggevallen polders in ontwikkeling te brengen. Daartoe heeft ze de speciale bevoegdheden en flexibele struktuur van een projektorganisatie. Bij deze nieuwe opzet lag het voor de hand alle landmeetkundige werkzaamheden in een hand te houden: wat in het 'oude land' aan landmeetkundige en karteringsaktiviteiten wordt uitgevoerd door het Kadaster, de Nutsbedrijven, Staatsbosbeheer, de gemeenten, de nutsbedrijven, Rijkswaterstaat en de waterschappen, doet of deed (nu de gemeenten zelfstandig zijn geworden hebben zij enkele taken overgenomen, maar werken ook daarin nog nauw samen met de RIJP) in Flevoland de ALW van de RIJP. Het is achteraf makkelijk te zeggen dat centralisatie van de landmeetkundige aktiviteiten voor de hand lag. Op het moment dat zulke beslissingen genomen worden moet men zieh durven onttrekken aan een ingewortelde landmeetkundige verzuiling, en het risiko lopen terecht te komen in de maalstroom van de belangenstrijd van de verschillende gei'nteresseerde diensten die traditioneel de werkzaamheden voor hun rekening namen. En alleen in een nieuw gebied zoals in het nieuwe land heeft zoiets kans van slagen, ook al zijn er argumenten genoeg vöör (want die gelden ook vaak wel voor het oude gebied): het voorkomen van dubbel werk, het gebruik van uniforme gegevens, een zo goed mogelijk inspelen op vragen over aard en ruimtelijke ligging van Objekten en voorzieningen. Bij de landmeters die in 1947 in Zwolle de Afdeling Landmeetkundig Werk vormden ten behoeve van werkzaamheden in de Noordoostpolder en later in Flevoland, en die zieh bezig hielden met uitzetwerk- zaamheden voor de aanleg van dijken en van de meetkundige grondslag van de polders, werden al snel ook kartografische tekenaars gevoegd. De eerste kartografische produkten uit die tijd waren basiskaarten: topografische kaarten op de schaal 1 5.000. Deze dienden om de assen van wegen en sloten op uit te zetten, als ondergrond van hoogtekaarten, als basis voor kavel- en zaaiplankaarten, ten behoeve van de uitgifte van bedrijven, de situering van dorpen, en als calques voor andere afdelingen om er thematische informatie aan toe te voegen, zoals de Bodemkaart Noordoostpol der 1 25.000 uit 1946 (St. 10843), waarvan figuur 1 een fragment laat zien. Hij is op een grijze basiskaart ingeverfd met Talens waterverftabletten in de voorge- schreven kleuren, en afgespoten met vernis, om als praatstuk tijdens technische vergaderingen te dienen. De ALW moest, met de ontwikkeling van de Noordoost polder, ook inspelen op stedebouwkundige en civieltech- nische wensen. Vanaf 1957 gaat ook het uitzetten en inmeten van de drinkwaterleidingen tot haar werk behoren; vanaf 1960 worden de leidingen op gedetail- leerde kaarten vastgelegd in het RD-koördinatenstelsel en worden ook gedetailleerde revisiegegevens verwerkt. KT 1987. XIII.2 41

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1987 | | pagina 59