ANALFABETISME ONDER VOLWASSENEN
in Noord Afrika 1980 (Bron: UNESCO/Strategic Locations Planning)
30 - 50%
50 - 60%
60 - 03%
03 - 90%
□eze kaart is samengesteld met het programma-
pakket ATLAS AMP en geplot met een HP 7475A
penplotter. aangeslaten op een TULIP AT
personal Computer.
Albers Projektie (Equivalent)
Geografisch Instituut BU Utrecnt. 1987
plotten van uitvergrote kaartfragmenten
het beperken van de automatische klassenindeling tot
uitvergrote gedeelte van de kaart
afdruk van het schermbeeld op de matrixprinter of het
via een plotfile uitvoeren van een vektor-raster kon-
versie5 zodat we de matrixprinter kunnen aansturen als
een rasterplotter
opslaan van het beeld op het beeldscherm als plaatje op
schijf (handig als men verschillende kaarten snel achter
elkaar wil bekijken)
afbeelden van gegevens met een oppervlakte-afhanke-
ijke waarde middels een zogenaamde 'dot-density'-
kaart, een stippenkaart waarbij de stippen willekeurig
in de desbetreffende gebieden geplaatst worden.
Het gebruik van de mogelijkheid om absolute waarden
te karteren in een stippenkaart is niet direkt aan te raden
aangezien de stippen willekeurig over de gebieden wor
den verdeeld en slechts dichtheid aangeven en niet de
exakte lokatie van de stippen. De kaartlezer zal echter
aan de stippen lokaties gaan toekennen zodat het kaart-
leesproces zal worden vertroebeld. Karteert men bij-
voorbeeld het absolute bevolkingscijfer per provincie
dan zal de provincie Zuid-Holland een min of meer
homogene verdeling van stippen krijgen terwijl de bevol-
king zieh in werkelijkheid heeft gekoncentreerd längs de
rand van dit gebied.
MAPEDIT
Binnen ATLAS AMP onderscheiden we 'boudaryfiles' en
'datafiles'. Een 'boundaryfile' is een bestand waarin de
ruimtelijke struktuur van de basiskaart wordt opgesla-
gen. Een 'datafile' is een bestand waarin de (numerieke)
thematische informatie is opgeslagen.
De boundaryfiles kunnen aangemaakt en gemanipuleerd
worden door het subprogramma MAPEDIT. In de boun
daryfile kan de volgende informatie worden opgenomen:
•gesloten polygonen die gebruikt worden voor het aan-
brengen van arceringen
•losse lijnstukken om wat extra topografie in de themati
sche kaart aan te brengen
•punten om lokaties in de kaart vast te leggen
•cirkels om de reikwijdte van een verschijnsel vast te
leggen.
Ieder kaartelement dat als polygoon, lijn, punt of cirkel
wordt gedefinieerd kan voorzien worden van een alfanu-
merieke identifikatie van maximaal 16 lettertekens.
Polygonen krijgen de naam of code van de administra-
48
KT 1987. XIII.2
Figuur 3.