i
i
i
111111
111111
111111
Konklusies
5 10 20 35 50 fr/
5 10 20 35 50 fr/m
5 10 20 35
Figuur 14. Waarnemingseigenschappen laten zieh niet altijd op-
tellen.
geen poging de eigenschappen van een kombinatie te ver
klaren uit de eigenschappen van de afzonderlijke vari-
abelen.
Een andere reden om de algemene geldigheid van het
model in twijfel te trekken ligt in de beperking tot vlak-
symbolen. Het is een interessante uitdaging om het model
uit te breiden naar punt en lijnsymbolen. Wellicht is het
model ook toepasbaar op tekst. Karssen heeft al beschre-
ven op welke wijze tekst in het oorspronkelijke model
van Bertin past (karssen, 1978).
Een laatste reden tot twijfel is de definitie van de visuele
variabelen. Bertin stelt dat er zes retinale variabelen zijn,
en neemt daarbij de vrijheid om kleurtoon en kleurverza-
diging als een te zien: kleur zonder meer (kleurhelder-
heid brengt hij onder bij grijs). Opsplitsing is bijvoor-
beeld zinvol indien zou blijken dat toon en verzadiging
verschillende meet- of beeldnivo-eigenschappen hebben.
s
s s
K K
S N
N
I
I I
I I
Het voorafgaande is een gedetailleerde beschrijving van
een model voor de keuze van vlaksymbolen. Het model
bestaat uit een Schema dat het begrippenkader vastlegt,
en een aantal regels dat het gebruik ervan stuurt.
Het model is ontwikkeld ten behoeve van het onderwijs.
Het levert in de eerste plaats een referentiekader voor het
maken van een beargumenteerde keuze uit de 20 rasters
die in het praktikum in Utrecht ter beschikking staan. In
de tweede plaats is het bruikbaar om verschillende dia-
gramvormen op hun kwaliteiten te beoordelen. Aldus
leert het praktikum niet zozeer het tekenen, maar vooral
het kiezen van diagrammen en kaarten.
Dit model kent zijn beperkingen. Het is niet proefonder-
vindelijk bewezen, en het is vooralsnog beperkt gebleven
tot vlaksymbolen. Het kombineren van retinale variabelen
is vereenvoudigd voorgesteld. Bij gebrek aan verder on-
derzoek op dit terrein moesten we ons tevreden stellen
met het voorliggende model. Ik ben echter van mening
dat de tekortkomingen ervan geen afbreuk doen aan het
nut voor het tekenpraktikum. Ook in deze vorm is het
een voortdurende bron van inspiratie bij pogingen om het
kartografisch ontwerpproces beter te begrijpen, en om de
kaartlezer beter van dienst te zijn.
Noten
J.H. Geels studeerde sociale geografie en kartografie. Tijdens
zijn stage op het Kartografisch Laboratorium van de Rijksuni-
versiteit Utrecht werkte hij aan de theorie en praktijk van vlak
symbolen. Sinds September 1987 is hij research-medewerker bij
Oce-Nederland te Venlo, waar hij werkt aan Computer graphics.
In het eerste deel van dit artikel (in KT 1987. XIII .4) wordt in de
tekst gesproken over 'onderscheid' en over 'totaalindruk', waar
in de ftguren respektievelijk 'identiteit' en 'beeldvorming' Staat.
Om verwarring te voorkomen dienen de in het artikel gebezigde
begrippen (onderscheid, totaalindruk) ook in de ftguren te wor
den aangehouden.
Literatuur
Figuur 15. Grein en richting zijn op te splitsen.
Zo is het ook de vraag of grein en richting niet verder
uitgesplitst moeten worden (figuur 15). Deze vraag kwam
aan het licht tijdens het ontwerpen van een computerpro-
gramma voor het tekenen van elk denkbaar vlaksymbool
(geels, 1987). Wat voor een programmeur twee verschil
lende parameters zijn, kan in de ogen van een waarnemer
een ondeelbare eenheid vormen (en andersom). In het
model moeten alleen visuele variabelen opgenomen wor
den die relevant zijn voor een waarnemer.
Bertin, Jacques (1983), Semiologie Graphique. English edition
Semiology of Graphics. Madison, Wisconsin: University of Wis
consin Press.
Bertin, Jacques (1977), La Graphique et le Traitement Graphi
que de I'Information. [Paris]: Flammarion.
Geels, J.H. (1987), Toepassing van PostScript in de Kartografie.
Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht. Doktoraalskriptie Kartografie.
Karssen, A.J. (1978), Tekstwaarneming en evenwichtige plaat-
sing in de grafische ruimte. Kartografisch Tijdschrift IV (4) pp.
18-25.
Spiess, E. (1970), Eigenschaften von Kombinationen graphischer
Variablen. In: Arnberger, E., Grundsatzfragen der Kartographie.
Wenen.
23