AV - f
verwijderen, de kollektie uit de burgemeesterskamer en
die van de Fabricage. Beide zijn waarschijnlijk in de ze-
ventiende eeuw al gevormd, maar ze zijn ons bekend ge
worden uit achttiende-eeuwse inventarissen.
Terloops mag er daarbij nog op worden gewezen dat het
in het verleden - en wellicht hier en daar tegenwoordig
ook nog wel - niet ongebruikelijk was, dat overheidsfunk-
tionarissen en bestuurders van polders en waterschappen
archivalia in hun eigen huis bewaarden, waardoor deze in
de loop van de tijd min of meer als partikulier eigendom
werden beschouwd. Ook hierdoor zijn heel wat kaarten
losgeraakt uit hun oorspronkelijke kontext.
Topografisch-historische atlassen
Een tweede fase waarin grootscheeps kaarten uit archie-
ven zijn gehaald begon rond het midden van de negen-
tiende eeuw. In deze tijd ontstonden de archieven als min
of meer zelfstandige instellingen. Veel archivarissen be
gonnen meteen, naast de archieven, dokumentaire verza-
melingen aan te leggen, zoals een handbibliotheek en een
kaartenverzameling of een topografisch-historische atlas.
Deze laatste bevat, naast prenten, tekeningen en al spoe-
dig ook foto's, meestal eveneens een kaartenkollektie. Als
kern van de nieuw gevormde kaartenverzamelingen en
topografisch-historische atlassen dienden veelal de in de
stadhuizen en andere overheidsgebouwen al aanwezige
kaartenkollekties. De archivarissen schroomden echter
niet de archieven nog eens door te nemen om er oude en
fraaie kaarten uit te halen, die als sieraad van hun nieuwe
kollektie zouden kunnen dienen.
Op zichzelf zou dit nog niet zo erg zijn geweest, als de
archivarissen hadden vastgelegd uit welke archieven de
kaarten afkomstig waren en in welk verband ze daarin
voorkwamen. Omdat dit ook in de eerste fase van de ver-
wijdering van kaarten uit archieven niet was gebeurd, zit-
ten de hedendaagse kaart- en atlasbeheerders nu met een
groot aantal kaarten, waarvan het vermoeden of de zeker-
heid bestaat dat ze uit archieven afkomstig zijn, maar
waarvan de herkomst of in ieder geval de oorspronkelijke
plaats in een archief onduidelijk is. Daardoor is informa-
tie verloren gegaan die voor gebruikers van de kaarten
essentieel is. Wat het doel was van de vervaardiging van
zo'n kaart is nu dikwijls niet meer bekend en daardoor
zijn vragen als: waarom staan sommige gegevens wel op
de kaart en andere niet?; wat is de betrouwbaarheid er-
van?; van wanneer dateert de kaart en wie was de maker?
vaak niet te beantwoorden, want andere archivalia die op
de zaak betrekking hebben zijn niet voorhanden.
Omgekeerd zitten de beheerders van de archieven met het
feit, dat de archieven voor wat betreff kaarten veelal verre
van volledig zijn. De mooiste en grootste exemplaren zijn
er uit gehaald en alleen de onaanzienlijker kaartjes zijn
vaak nog wel op hun oorspronkelijke plaats tussen de an
dere archiefstukken terug te vinden.
De relatie van kaart met archief herstellen
Een voor de hand liggende vraag is: kan het verband tus
sen de afgedwaalde archiefkaarten en het archief van her
komst worden hersteld? Het antwoord luidt: niet altijd,
maar we moeten het in ieder geval proberen. Hier ligt
een taak, zowel voor de archivaris als voor de kaartbe-
heerder.
Een aanknopingspunt om het archief te vinden waartoe
een kaart ooit heeft behoord, zou bijvoorbeeld een van de
hiervoor genoemde achttiende-eeuwse inventarissen kun
nen zijn. Zo vermeldt de inventaris van de burge
meesterskamer onder 'Benthuijzen' een tweetal kaarten,
aangeduid met de nummers 11 en 21. In de kaartenverza
meling van de topografisch-historische atlas blijken twee
kaarten van de omgeving van Benthuizen aanwezig. Op de
achterzijden staan de nummers 11 en 21 vermeld. Zowel
in de inventaris als op de kaart nummer 21 wordt het
jaartal 1687 vermeld. Twijfel omtrent de identiteit van de
kaart is dus uitgesloten. Uit de datering blijkt echter wel
dat de inventarisator de betekenis van het kaartje al niet
goed meer kende. Weliswaar is dit gedrukte kaartje geda-
teerd 1687, maar er is op getekend en het heeft een met
de hand geschreven titel "Afbeelding van de geprojecteer-
de bedijking van Benthuysen". Dit duidt aan waarvoor
het kaartje diende. De bedoelde droogmakerij kwam tot
stand in de jaren 1701 tot 1718. Een dossier met stukken
die er betrekking op hebben bevindt zieh in het Oud-
Stadsarchief van Rotterdam. Kaart nummer 21 moet der-
halve oorspronkelijk tot dit dossier behoord hebben en
het ligt dus voor de hand hem ook in deze periode te da-
teren, waarschijnlijk in het begin daarvan.
Een ander voorbeeld van een afgedwaalde archiefkaart in
de topografisch-historische atlas van het Rotterdams ge-
meentearchief draagt het opschrift "Kaart van het zuid-
oostelyk gedeelte van het hoogheemraadschap van
Schieland". Dit opschrift lijkt van later tijd dan het dui-
delijk zeventiende-eeuwse handschrift waarin de topogra-
U
faul»•M*1 i-
A'"
Figuur 3. Fragment van de kaart van het gebied tussen Rotter
dam en Gouda, tussen de rivieren de Rotte en de Hollandse IJs-
sel. De kaart was uit het archiefverband geraakt; na inventari-
satie van het oud-stadsarchief van Rotterdam kon echter worden
vastgesteld dat de kaart moet zijn gemaakt omstreeks 1660 in
verband met het plan een trekvaart tussen deze beide Steden aan
te leggen. Op grond van het handschrift kan de kaart worden
toegeschreven aan de opsteller van dat plan, Dirck Davidsz.
Versijden.
48
zrsAt