De kartografische integratie van relief en ruimtemaat in de landschapsbeeldkaart J.A.M. Schepers en A.A. de Veer Inleiding en probleemschets Op de landschapsbeeldkaart wordt het zichtbare landschap weergegeven. Dit kan zijn in de vorm van afzonderlijke dementen (huizen, bomen, percelen enzovoort) of in de vorm van een landschapstypologie (bijvoorbeeld open landschap met Eigenlijk is alleen in het laatste geval sprake van een echte landschapsbeeldkaart; immers dit beeld komt tot stand door het visuele samenspei van vele d Figuur 1. Relief en ruimie. a. Terrein zonder opgaande begroeiing: de waarnemer kan het relief hier goed overzien. b. Terrein met hetzelfde relief als bij a.door het bos is het re lief niet te overzien en alleen in 'gedeelten' waarneembaar. c. Als a.met bosranden, waardoor een ruimtelijk comparti- ment ontstaat; bovenop de hoogste heuvel overziet de waar nemer de gehele ruimte (1), op een lagere heuvel overziet hij slechts een deel van de ruimte (2) en in een laagte een nog kleiner deel (3). d. Ruimtelijk compartiment met dezelfde doorsnede als bij c. maar op een vrij steile helling gelegen; in het bovenste deel van het compartiment bestaat uitzicht. dementen, verschillend naar aard, grootte, kleur enzo voort. Overzichten van Nederlandse methoden om land- schapsbeeldkaarten te maken zijn reeds eerder gepubliceerd (de veer et al., 1977; van blom-van teyn, 1978; iawm, 1978; de veer, 1984). Ook op de kartografi sche mogelijkheden en moeilijkheden van de landschaps beeldkaart is al eens ingegaan (de veer, 1978). In dit artikel willen we aandacht besteden aan twee be- langrijke komponenten van het landschapsbeeld: relief en ruimte. Relief is de mate van geaccidenteerdheid van het aardoppervlak, bijvoorbeeld uit te drukken in hoogtever- schillen en hellingshoeken. Ruimte (in landschapsfysio- gnomische zin) komt voornamelijk tot stand door de verdeling van opgaande begroeiing en bebouwing in het landschap. Ruimte is het tegendeel van massa. Hoe meer massa er is, des te meer gesloten is het landschap. Om- gekeerd, hoe meer ruimte des te opener is het landschap. Relief en ruimte staan niet los van elkaar. We kunnen dit zowel vanuit de ruimte als het relief beredeneren. Het re lief is beter zichtbaar in ruimte dan in massa (figuur la en lb). Daarnaast beinvloedt het relief zelf de waargeno- men ruimte of mate van openheid (figuur lc en ld). Om een landschapsbeeldkaart te maken waarin beide komponenten, ruimte en relief, verdiskonteerd zijn. kun nen in principe twee methoden gebruikt worden: 1. geintegreerde opname of verwerking van ruimte en relief; 2. kartografische integratie van afzonderlijke, meestal be- staande kaarten van ruimte en relief. Methode 1 is, binnen het landschapsbeeldonderzoek, op te vatten als een holistische of deduktieve werkwijze, ter- wijl methode 2 meer als analytisch of induktief is op te vatten. Methode 1 is, vanuit het landschapsbeeld gezien, princi- pieel wellicht de meest juiste. Echter, zo'n gekombineerde opname van ruimte en relief brengt problemen met zieh mee omdat de grenzen van relief- en ruimte-eenheden, zeker in Nederland, in het algemeen niet samenvallen. Bij microrelief zou men binnen een ruimte een aantal verschillende relieftypen willen aangeven en bij macrore- lief zou men per relieftype de ruimte willen indelen. Ver schiliende auteurs lossen dit probleem op eigen wijze op (onder andere smit, 1976; langezaal van swaay, 1984). Voor de lezer van dit tijdschrift is deze methode minder interessant: elk kaartvlak bevat immers gei'ntegreerd ver- zamelde informatie over relief en ruimte - de kartografi sche hulpmiddelen (codering, kleur, grijswaarde van rasters enzovoort) zijn op die kombinatie afgestemd. Een voorbeeld wordt gegeven in figuur 2. Bij methode 2 worden de relief- en ruimtegegevens eerst afzonderlijk verzameld en verwerkt (soms in het kader 51

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 53