mm m I&JL. a«? hsSf'S Figuur 2. Ruilverkaveling De Hilver: relief en ruimtelijke karakteristiek in gekombineerde kaartvlakken verwerkt (naar Langezaal-van Swaay, 1984). van verschillende projekten) en vervolgens met kartografi- sche hulpmiddelen geintegreerd. Hierbij kan een hierar chische indeling van de indelingskriteria gehanteerd worden, bijvoorbeeld eerst relief en dan een onderverde- ling naar ruimte (en andere komponenten) (onder andere TIDEMAN EN vaessen, 1984). De figuren 3a en 3b zijn voorbeelden van integratie volgens methode 2; een op ba- sis van in cellen opgeslagen informatie over ruimte en re lief, en een op basis van een overlay van kaarten met vloeiend verlopende grenzen. In dit artikel willen we methode 2 verder uitwerken. Daarbij gaan we uit van de bestaande Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000 (ten cate maarleveld, 1977) en een eveneens bestaande - of vrij eenvoudig uit de topogafische kaart af te leiden - ruimtemaatkaart. De vraag is dan hoe we de kartografische integratie realise- ren zonder de informatie uit de twee basiskaarten geweld aan te doen terwijl we tegelijkertijd een nieuw, verant- woord 'landschapsbeeldprodukt' verkrijgen. De methode is in extenso beschreven in een Studie van Schepers (1986), waarop het vervolg van dit artikel gebaseerd is. Methode Eerst is het daartoe zaak exakt te bepalen welke informa tie uit de Geomorfologische kaart (1:50.000) en de Topo- grafische kaart (1:25.000 of eventueel 1:50.000) nodig is. Van de Geomorfologische kaart zijn van belang de morfo- metrische relief-jgegevens, te weten de reliefklassen en de lokale maximale hoogteverschillen (die de reliefsub- klasse aangeven). Deze gegevens bepalen namelijk de vi- suele aspekten van de geomorfologie. Op grond van deze morfometrische gegevens wordt een klassifikatie gemaakt van reliefklassen van reliefrijk naar reliefarm. Uit de Topografische kaart wordt informatie verkregen voor de maat van de ruimte. De gehanteerde methode is die van de compartimentering (de veer, 1977). Hierbij wordt een gebied verdeeld in ruimte, massa en associatie ruimte-massa. Een ruimte heeft een overwegend concave vorm, kent geen begroeiings- en andere elementen hoger dan ooghoogte (1,5 m boven maaiveld) en wordt begrensd door lijn- of vlakelementen hoger dan ooghoogte. Daar waar zo'n begrenzing over een karteerbare lengte ontbreekt, wordt een zogenaamde gei'nterpreteerde (denk beeidige) ruimtegrens getrokken (buitenhuis e.a., 1982). Tevens bestaat er nog onderscheid tussen doorzichtige en ondoorzichtige randen. Doorzichtige randen bieden zieht op naburige ruimten, waardoor het ruimte-effekt vergroot wordt. De gei'nterpreteerde ruimtegrenzen vallen onder de doorzichtige randen. De ruimtematen worden uitgedrukt in klassen met hun speeifieke oppervlakten. De aard van de massa kan zijn: bebouwing (bebouwde kom) of gesloten begroeiing (bos). De associatie is een tussenvorm van ruimte en massa, bij voorbeeld een gebied met een kleinschalige afwisseling van erven en (open) ruimten (ten houte de lange, 1977). Voor de kartografische integratie met behulp van methode 2 (zie inleiding) bestaan in principe twee mogelijkheden: 2a. De ruimtemaat dient als uitgangspunt en wordt weer- gegeven door middel van bijvoorbeeld kleuren. Het relief wordt hieraan toegevoegd door middel van Co des en bijvoorbeeld een arcering. 2b. Het relief vormt uitgangspunt en wordt weergegeven door middel van kleuren. De ruimtemaat wordt hier aan toegevoegd door middel van codes en eventueel een arcering. Beide methodes zijn uitgevoerd in een proefgebied en ge- toetst aan de volgende kriteria: principe, uitwerking, kar- tografisch resultaat en werkelijkheidsgetrouwheid. De resultaten van de toetsing zijn opgenomen in tabel 1. Tobel 1. Toetsing van de integratiemethoden aan een viertal kriteria (Schepers. 1986). Kriterium Methode 2a Methode 2b Principe Uitwerking Kartografisch resultaat Werkelijkheids getrouwheid Bestudeert de invloed van de ruimtemaat op de waarneming van het relief Relatief omslachtig Siecht leesbaar Op veel plaatsen niet korresponderend met de werkelijkheid Bestudeert de invloed van het relief op het ontstaan en de waar neming van de ruim temaat Relatief eenvoudig Goed leesbaar Relatief werkelijkheids- getrouwe weergave van relief geintegreerd met ruimtemaat Bij deze toetsing kwam methode 2b als relatief de beste naar voren daar zij niet omslachtig is, het resultaat beter leesbaar is en de meest werkelijkheidsgetrouwe weergave oplevert van relief, geintegreerd met ruimtemaat. In de volgende paragraaf worden resultaten en kaartbe- 52 LANDSCHAPPELIJKE "OUDE" HEIDEONTG INNING HOäB OUDC nievuc onscZÄö-T oaoe naDBcnranrnH& JDntze u&amT&nmnc. Mm ÜCtf.nQjtoatr tum a» ontpru-o vtdk Ittrt kosrard <rij drcexj SSStr ptCCnUrt/ jaoX Uuo- jw» Erziel, gl tSÄÄS': tmou*j/v ex b^pituni^a jt, hAt tu/m /luAte# -Gar o' ^diax/

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 54