van de integratie volgens deze methode is figuur 6 voor
wat betreft de legenda en de losse kaartbijlage bij dit tijd-
schrift voor wat betreft de kaart. De gecodeerde kaarteen-
heden zijn zowel in de legenda als op de bijlage vermeld.
Bij de integratie worden per morfologische eenheid de
daarmee in kombinatie voorkomende ruimtemaatklassen
gezocht. In de legenda wordt een kombinatie van een
relief- en een ruimtemaatklasse aangegeven met een ge-
rasterd blok. De kaarteenheid wordt als volgt samen-
gesteld:
morfologie toevoeging droge dalen ruimteklasse
toevoeging aard van de randen kaarteenheid. Vöor-
beeld: E e 7,9 x Ee7,9x.
Wat deze kaarteenheid inhoudt is nu af te lezen in het le-
gendablok van figuur 6.
Bij de integratie op de kaart worden de begrenzingen van
de ruimtemaatklassen aangepast aan de begrenzingen van
de reliefklassen, daar waar deze grenzen niet samen-
vallen.
Een typisch aspekt van de integratie is het aangeven van
zönes met uitzicht. Deze zijn vermeld onder de toevoe-
gingen in figuur 6. Uitzichtzönes hören niet thuis op een
'zuivere' ruimtemaatkaart omdat ze tot stand komen op
grond van een bepaald samenspei tussen ruimte en relief
(vergelijk ook figuur ld).
Bespreking van de integratiekaart
Het onderzochte gebied in Zuid-Limburg kent een voor
Nederlandse begrippen zeer sterk relief. Tevens komt bin
nen het gebied een grote differentiatie aan relief voor.
Het grootste deel van het gebied bestaat uit hellingen
(klasse D en E). De differentiatie in ruimtemaat is niet
groot: klasse 4 tot en met 9. In het westelijke deel wor
den hoofdzakelijk uiterst kleine ruimten en massa aange-
troffen. In het oostelijke deel ligt het accent bij de vrij
kleine tot zeer kleine ruimten.
Bij de integratie viel op dat in veel gevallen de grenzen
van relief en ruimtemaat samenvallen. De reliefrijkste
vormen (klasse E) kennen in bijna alle gevallen de
'hoogste' ruimtemaatklassen (uiterst kleine ruimten en
bossen massa). In de hoogste delen van de droge da
len bevinden zieh in de meeste gevallen open ruimten in
de hellingbossen.
Op de lange flauwe hellingen (klasse D) worden veelal de
grootste ruimten aangetroffen (klasse 4 en 5).
Vrijwel alle aaneengesloten bebouwing wordt aangetroffen
aan de randen van de beekdalbodems, de meest reliefar
me klasse.
Op de plateaus (klasse C) komen vrijwel alle ruimteklas-
sen voor, de grootste ruimten vooral op de vlakste delen
en de kleinste vooral op de overgangen naar de hellingen.
Samenvatting en konklusies
Relief en ruimtemaat zijn twee essentiele aspekten van het
landschapsbeeld. In dit artikel is in het bijzonder inge-
gaan op de kartografische integratie van relief en ruimte
maat op basis van bestaande (of afzonderlijk
vervaardigde) deelkaarten. Voor het hier behandelde
proefgebied. een fragment van blad 62 West Heerlen,
gaat het om morfometrische gegevens afgeleid uit de
Geomorfologische kaart 1:50.000 en om gegevens over de
ruimtemaat, afgeleid uit de Topografische kaart 1:25.000.
55
I
Integratiekaart
Volgens methode 2b worden de ruimtemaatgegevens inge-
vuld op een basiskaart met reliefgegevens. Het resultaat
maat van de ruimte
VRIJ
ZEER
UITERST KLEIN
ASSO-
MASSA
KLEIN
KLEIN
lang -
werpig
anders
CIATIE
RUIMTE-
MASSA
25-100 ha
10-25 ha
0-10 ha
I b> 3
0-1 Oha
I b 3
4
5
6
7
8
9
toevoeging
x Randen van de ruimtes 50% van de lengte ondoorzichtig,
de overige kaarteenheden hebben alle 50% van de lengte
doorzichtige randen (inclusief de geinteroreteerde
ruimtegrenzen)
Figuur 5. Indeling 'Maat van de ruimte' voor een fragment van
blad 62 West Heerlen op basis van gegevens uit de Topografi
sche kaart 1:25.000, gebruikt voor integratie met geomorfologi
sche gegevens.
MAAT VAN DE RUIMTE - MORFOLOGIE KAARTEENHEID
Figuur 6. Komplete legenda bij de kaart Relief en ruimtemaat
van een fragment van blad 62 West Heerlen. De kaart zelf is als
losse bijlage bij dit nummer van het KT gevoegd.