ontwikkelen die de kaarten niet slechts voor vakgenoten leesbaar doet zijn, maar een toepassing voor een breder publiek (toerisme, onderwijs, gei'nteres- seerde leken) mogelijk maakt. Van belang daarbij is de recente op- komst van de (geautomatiseerde) Geo- grafische Informatiesystemen (GIS). Door daarmee rekening te houden hoopt men in de toekomst de uitwissel- baarheid van gegevens met andere in stantes te bevorderen. De twee sporen waarover het historisch-geografisch onderzoek loopt, werden daarna achtereenvolgens toege- licht door drs J. Renes en drs C.H.M. de Bont. Als eerste de heer Renes over de karte ringen van het historisch landschap, zo- als die dikwijls van streekplan- en landinrichtingsgebieden worden gedaan. De opdrachtgevers (provincies, de Landinrichtingsdienst) wensen een in- ventarisatie van de historische land- schapselementen, met de bedoeling die in de pianologische besluitvorming te betrekken. De produktie van de kaarten verschilt per opdracht; behalve de overheid kunnen partikuliere instantes als heemkundige kringen en historisch regionale verenigingen hierbij betrok- ken zijn. Ook de kaarten verschillen per onderzoeksgebied: afhankelijk van de reden voor de kartering, van de op- drachtgever en van het gebied verschil len schaal, legenda, oplage, produktie- wijze en dus het uiterlijk van de kaarten. Het streven is om het aantal kaarten voor een dergelijke Studie zo beperkt mogelijk te houden, om de besluitvor- mer niet te overvoeren. Veelal worden twee kaarten gemaakt: een van de landschapselementen (zoals wegen- en waterlopen), de andere van de kenmer ken van het cultuurlandschap. Daarbij wordt niet slechts aangegeven wat be- waard is gebleven (voor behoud daar- van) maar ook, als dat voor landschaps- bouw dienen kan, het landschap zoals dat voorheen heeft bestaan. Aan de hand van dia's en door middel van een uiteenzetting over het histo risch landschap van Zuid-Limburg liet Renes zien hoe de twee kaarten van dat gebied zijn samengesteld. Dit soort on derzoek blijkt niet alleen nuttig bij een verantwoorde landinrichting maar heeft soms tot gevolg dat het karakter van een gebied als interessant naar voren komt en zieh aldus in een grotere be- langstelling van het provinciaal bestuur mag Verheugen, zoals in Westelijk Noord-Brabant het geval was. De samenstelling van de legenda van de Historisch-Landschappelijke Kaart van Nederland 1:50.000 was het onder- werp van de lezing van de heer De Bont (zie ook KT 1985.XI.3, p. 53-56). Nadat in de afgelopen jaren enkele proefbladen zijn gelanceerd, wil men nu spoedig het eerste blad (16 Oost) met de definitieve legenda uitbrengen. De proefbladen, met name het blad Waterland, hebben vooral van kartogra- fische zijde zeer veel kommentaar uit- gelokt. De aanvankelijke legenda, die het resultaat was van de wens zo veel mogelijk historisch-geografische infor- matie in de kaart te verwerken, moest aan de hand van kartografische princi- pes worden bijgesteld. Hierbij speelde ook mee, de al genoemde wens de af- zetmarkt van deze kaart te verruimen tot een minder gespecialiseerd publiek. De hoofdingangen van de legenda (funktie, zichtbaarheid, ouderdom en overige kenmerken van de landschapse lementen) zijn gelijk gebleven, maar veranderd is de wijze waarop verande- ringen in die funkties zijn weer- gegeven. Aan de hand van dia's van verschillen- de landschappen werd getoond hoe dat voor verschallende legenda-eenheden was uitgewerkt en op welke Problemen men stuit in bepaalde gebieden, met een legenda die een landelijke geldig- heid moet hebben. De vraag of de le genda regionaal mag/kan worden aangepast blijft ook nog even open. Tenslotte het (nieuwe) hoofd van de af- deling Kartografie van Stiboka, R. de Jonge, die de kartografische uitwerking van bovengenoemde legenda zou toe- lichten. Maar eerst gaf De Jonge een overzicht van de toekomstige reorgani- satie van de verschillende instanties bij het Ministerie van Landbouw en Visse- rij die zieh met landschap bezighou- den. In de toekomst zal Stiboka als zodanig niet meer bestaan, maar zijn opgenomen in het zogenaamde Staring- centrum, waarin ook het Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding, het Instituut voor Onderzoek van Bestrijdingsmiddelen, een deel van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer en de afdeling Landschapsbouw van de Dorschkamp zullen zijn opgenomen. Dit centrum zal een afdeling Kartogra fie hebben, maar het is nog onduidelijk hoe daarvan precies de organisatie en de (kaart)produktie zullen zijn. In het algemeen zal de taak verschuiven van de produktie van de algemene kaartse- ries naar doelgerichte karteringen in opdracht van bepaalde instanties en partikulieren. Het is in deze beleidssfeer, waarin elke kaart in het hier en nu nodig en be- taald moet zijn, de vraag of een serie als de Historisch-Landschappelijke Kaart van de grond zal kunnen komen. De bijzondere karteringen waarover Re nes sprak passen zonder meer in dit beleid, want dit nieuwe Staringcentrum heeft tot taak om onderzoek te doen dat een maatschappelijk verantwoord beheer, beleid en inrichting van het landelijk gebied mogelijk maakt. De kartografische afdeling van Stiboka weerspiegelt de tweedeling in systema tische karteringen en door opdracht gei'nitieerde karteringen. De relatief ge ringe oplage van deze laatste heeft er- voor gezorgd dat Stiboka een ruime ervaring met kleurenfotografie opbouw- de, en thans een enthousiast gebruiker van de kleurenkopie is; de arbeids- besparing van dit laatste spoort met het bezuinigingsbeleid van het ministerie. Vervolgens ging De Jonge in op de le genda van de Historisch-Landschappe lijke Kaart waarover in inhoudelijke zin de heer De Bont het woord Voerde. Het bezwaar van de eerste legenda- opzet daarvan was de inkonsequente toepassing van de visuele variabelen. Met behulp^van dia's werd getoond welke variabelen nu zijn gebruikt voor de funktie, de zichtbaarheid, de ouder dom en de andere hoofdkenmerken van het landschap, dat voor dit doel steeds was opgesplitst in elementen daarvan: grondgebruikhistorisch-geografische elementen en lijnvormige elementen als wegen en dijken. Hoewel reeds na vijven, toonde het pu bliek nog alle animo voor vragen en diskussie. Daarbij kwam aan de orde: de samenwerking met de Rijksdienst voor Monumentenzorg, waarmee men in kontakt Staat; het gebruik van lucht- foto's voor bebouwd gebied; het uitge- breidere kaartgebruik, bijvoorbeeld in toerisme en onderwijs en de vraag naar de diverse pictogrammen: zijn die zwaardjes soms raketten en is dat wel KT 1988. XIV. 2 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 11