wel zullen afnemen, dan leidt dit ertoe dat hetgeen tien jaar geleden nog hopeloos onrendabel was, nu een finan- cieel voordelige zaak kan zijn. Het komt er in het kort op neer dat alle kosten-baten analyses uit de jaren zeven- tig (bijvoorbeeld pfrommer, 1975; Thompson, 1978) en het begin van de jaren tachtig nu volledig onjuist zijn. Tenslotte zijn er nu een twintigtal Systemen op de wereld- markt die claimen een Gis-systeem te zijn. Dat kon- trasteert scherp met de situatie van nog geen vijf jaar terug, toen arc/info het enige geloofwaardige Gis-systeem op de markt was. Er zijn nu in die mate Systemen ont- wikkeld, dat er steeds meer beschikbaar zijn voor krach- tige werkstations. Er is er zelfs een (weer arc/info die beschikbaar is voor een verscheidenheid van machines, van een PC AT, via werkstations en minicomputers tot grote ibm mainframe-computers. Gezien deze verscheiden heid, het groeiende bewustzijn van hun potentieel en de toenemende konkurrentie, kunnen we in de naaste toe- komst een veel wijdverbreider gebruik en veel lagere prijzen van Gis-systemen verwachten, doordat de marges kleiner worden en de ontwikkelkosten over grotere aantal- len Systemen kunnen worden verdeeld. De verwachting dat in de körnende drie jaar een zeer krachtig Gis-systeem voor, bijvoorbeeld, een ibm PS/2 microcomputer voor on- geveer 1000 pond te koop zal zijn is niet onredelijk (op dit moment kost het meest erop lijkende equivalent daar- van altijd nog vijfmaal dat bedrag). Wat hebben kartografen nodig? De behandeling van het feitelijke karteren moet eigenlijk worden voorafgegaan door een beschrijving van de ge- reedschappen die kartografen werkelijk nodig hebben om kaarten van een goede kwaliteit te kunnen vervaardigen. Hiervoor verwijs ik naar de professionele kartografen, al worden ze tegenwoordig verreweg in aantal overtroffen door die amateurs die nu routinematig kaarten produceren met behulp van de computer-kartografische programma's aanwezig in statistische programmapakketten en database Systemen zoals sas. Ik veronderstel dat de behoeften van de Professionals een afgeleide (super set) vormen van die van de amateurs. Er zijn nog maar enkele pogingen geweest om de inhoud van de 'tool box', de gereedschapskist van de computer- kartograaf, te definieren. Blatchford en Rhind (in voorbe- reiding) hebben het echter aangedurfd om wat zij als het ideale karteerpakket beschouwen, te on tchrijven, op ba- sis van literatuuronderzoek, van diskussies met anderen en van praktische ervaring met een verscheidenheid aan Systemen. Ze geven toe dat de door hen gestelde priori- teiten kunnen zijn bepaald door de Britse karteerkultuur, en dat verschillende organisaties meer nadruk op som- mige dan op andere kenmerken van het pakket zouden kunnen leggen. Desalniettemin konkludeerden ze dat er drie series van eigenschappen noodzakelijk zijn, waarbij elk van de drie verder kan worden onderverdeeld: 1. Algemene operationele aspekten. - onafhankelijkheid van de hardware en de systeem- software; - het pakket moet 'user-friendly' zijn en goed gedo- kumenteerd; - het pakket moet zelf beslissingen kunnen nemen (artificial intelligence); - het pakket moet een mogelijkheid voor interaktief ontwerp bevatten; - aanwezigheid van een interne kartografische 'me- tafile'; - de mogelijkheid tot het genereren van statistische overzichten van de gekarteerde gegevens; - de mogelijkheid om 'command flies' aan te maken en de handelingen van de gebruikers hierin vast te leggen; - aanvaardbare responsie-tijden voor de verschillende kommando's. 2. Mogelijkheden voor kaartontwerp en -konstruktie. In het algemeen omvatten deze ook de mogelijkheid om: - gegevens van andere Systemen te accepteren; - de gegevens te valideren (kontroleren en kor- rigeren); - de gegevens ruimtelijk te transformeren (zowel re kenkundige als 'rubber-sheef transformaties); - de gegevens ook op niet-ruimtelijke aspekten te her- koderen, bijvoorbeeld door selektie van klasse- intervallen; - records te selekteren op grond van hun waarden voor een of meer variabelen, längs rekenkundige weg of op basis van boolei'sche algebra; - gegevens te selekteren binnen een gedefinieerd ruimtelijk venster; - data sets van welk type dan ook te generaliseren; - de gegevens te karteren met behulp van alle stan- daardmethoden; - alle konventionele dementen van de kaart zowel binnen als buiten de kaderlijn te kunnen plaatsen; - nieuwe karteermogelijkheden te kreeren door 'pri- mitieve' handelingen met elkaar te kombineren. 3. Uitvoerkarakteristieken. Deze betreffen de mogelijkheid om op raster of op vectorplotters te werken, met verschillende media voor de weergave (bijvoorbeeld op papier of op kleurenter- minals), om kleurenscheidingen automatisch te kunnen vervaardigen enzovoort. GIS en 'moeilijke' kartografische eigen schappen Van de hierboven genoemde eigenschappen ('capabilities') zijn een aantal afhankelijk van de specifieke vorm waarin de gegevens zijn georganiseerd, en ook van de karakte- ristieken van het betreffende Gis-systeem. De kunstmatige intelligentie van het pakket omvat ook kartografische Te gels', zoals het verhinderen van uitplotten op schalen gro- ter dan die van de kompilatieschaal, van het tekenen van choropleethkaarten op basis van absolute gefallen en van het interpoleren tussen niet-kontinue in waarde verlopen- de gegevens. Minder triviaal is de noodzaak dat de pak ketten ook een op regels gebaseerde benadering van het plaatsen van namen omvatten; naar deze faciliteit wordt thans onderzoek gedaan. Het moeilijkst van alles is ech ter het uitwerken van geautomatiseerde generalisatieme- thoden die op het objekt zijn afgestemd. De meeste automatische generalisatiemethoden houden geen rekening met de intrinsieke aard van het objekt dat wordt weerge- geven, en vereenvoudigen alleen maar zijn grafische weergave. In werkelijkheid moet de generalisatie ook re- 26 KT 1988.XIV.2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 28