Naar een nationaal karteringsplan
F.J. Ormeling
Inleiding
Een volk dat leeft bouwt aan zijn toekomst, Staat op het
monument op de Afsluitdijk. Een variant daarvan zou
kunnen luiden: 'Een volk dat leeft karteert voor de toe
komst'. En in onze informatiemaatschappij zou diezelfde
opdracht moeten luiden: zorg dat die ruimtelijke informa-
tie, die voor het plannen van de toekomst nodig is, gevi-
sualiseerd kan worden. Op de traditionele manier zou dit
luiden: Hoe moeten we ervoor zorgen dat Nederland naar
wens gekarteerd de 21e eeuw binnengaat?
Zo'n vraag impliceert dat we het nu niet goed zouden
doen. Dat is zowel juist als onjuist. Vanuit de verschillen-
de karterende instellingen, en dat zijn vooral ambtelijke
instellingen, is men momenteel in snel tempo bezig de
huidige karteringstaken zo aan te passen dat de informatie
die wordt verzameld in de toekomst längs elektronische
weg raadpleegbaar zal zijn, waardoor het mogelijk wordt
de opgenomen gegevens voor meerdere doeleinden te ge-
bruiken. Het heeft even geduurd voordat de kartografi-
sche gemeenschap de voordelen van de overgang op
elektronische apparatuur begreep. We zijn in eerste in-
stantie zelf niet verder gekomen dan een automatiseren
van bestaande taken, en hoewel de bouwstenen ervan
vooral door kartografen zijn aangedragen zijn het voorna-
melijk deskundigen buiten het vak geweest die de meer-
waarde van dat automatiseren hebben aangetoond,
namelijk het kunnen uitvoeren van nieuwe taken, het kun
nen leggen van verbanden tussen verschillende vormen
van ruimtelijke informatie. Die nieuwe mogelijkheden kö
rnen nu op ons af in de vorm van geografische informa-
tiesystemen of van vastgoedinformatiesystemen.
Daar kan op twee manieren op worden ingespeeld: door
het ontwikkelen van kartografische kennissystemen met
behulp waarvan de uitvoer uit de geografische informatie-
systemen ook kartografisch verantwoord is, en door na te
gaan wat nu eigenlijk de behoefte van de maatschappij
aan gevisualiseerde ruimtelijke informatie is of zou kun
nen zijn. Dat is dus informatie die in kaartvorm, op pa-
pier of op een beeldscherm, beschikbaar is. Als dat niet
gebeurt maken we de fout dat alleen wordt gekeken naar
wat we in de bestaande kaders doen en dat we dat met
elektronische middelen imiteren, en wordt nagelaten ons
te bezinnen over de rol die met de beschikbare middelen
zou kunnen worden gespeeld.
De huidige karteringsstrukturen zijn een erfenis uit het
verleden. In dat verleden zijn ze opgezet om in te speien
op een ad-hoc gekonstateerde behoefte aan bepaalde gevi
sualiseerde ruimtelijke informatie. Het leger had kaarten
nodig ten behoeve van defensie. Rijkswaterstaat had kaar
ten nodig voor de strijd tegen het water - van de rivieren
of van de zee, of van de waterschappen. De Hydrografi-
sche Dienst had kaarten nodig voor een veilige vaart. De
Rijks Geologische Dienst werd ingesteld om de bodem-
schatten te kunnen exploiteren, en de Stichting voor Bo-
demkartering, welke nu in het Staring Centrum opgaat,
werd opgericht voor een beter gebruik van de agrarische
hulpbronnen. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden.
De anwb zorgt voor de navigatie van toeristen of van het
verkeer in het algemeen, en maakt de Atlas voor Neder
land, en voor wetenschappelijke of edukatieve analyse van
onze ruimtelijke patronen hebben we de Atlas van Neder
land, en als we verder willen kijken, de Bosatlas.
Om na te gaan welke ruimtelijke informatie in de volgen-
de eeuw beschikbaar dient te zijn voor kartering kan men
natuurlijk al dat bestaande werk extrapoleren naar de toe
komst. De kans is dan alleen groot dat we niet buiten de
bestaande kaders komen, en kruciale zaken buiten de ge-
baande paden missen. Een betere opzet is wellicht, een
poging te doen te beredeneren welke ruimtelijke informa
tie in de volgende eeuw nodig zal zijn, en dan vervolgens
te bekijken hoe dat ideaal zo dicht mogelijk kan worden
benaderd met de bestaande middelen. Het is, denk ik,
een illusie te menen dat men direkt door de samenleving
in Staat gesteld zal worden aan de gekonstateerde behoefte
te voldoen. Maar met de omschrijving van die doelen in
de hand zal het wellicht makkelijker zijn sturend op te
treden om er dichter bij te komen.
Dat brengt ons, kartografen, in een nieuwe rol. Want u
moet zieh realiseren dat het tot nu toe niet kartografen
zijn die bepalen welke kaarten gemaakt worden. In het
algemeen zijn zij de uitvoerders van opdrachten. Zij be
palen daarbij wel de vormgeving en de manier van repro-
duceren, maar zelden de struktuur en de kwaliteit van de
inhoud, die in feite de gebruiksmogelijkheden bepalen.
Dat voorrecht is alleen aan enkele kommerciele kartogra
fen voorbehouden, of aan Studenten in de opleidingsfase.
Toch is dat vreemd, want de opdrachtgevers weten zelden
iets van kaartproduktie af, en hetzelfde geldt ook voor het
kaartgebruik. Het is dus helemaal niet onredelijk om kar
tografen, vanuit hun kennis van de gebruiksmogelijkheden
van het door hen gekreeerde materiaal mee te laten pra-
ten over de behoefte aan ruimtelijke informatie. Ze moe
ten daarbij tevens waarschuwen tegen verkeerde beeld-
vorming, maar dat is niet hun hoofdtaak.
Ik realiseer me, en u nu ook, dat de titel van dit verhaal,
Naar een nationaal karteringsplan, misleidend is. Ik zal u
geen vastomlijnd plan voorleggen, ik wil u in de eerste
plaats aan het denken zetten over het materiaal dat voor
het toekomstige bestuur en beheer en de ruimtelijke orde-
ning van ons land nodig is en over de rol die kartografen
daarbij kunnen en moeten speien. Zoals kartografische
aktiviteiten in het verleden op een ad-hoc manier vaak
zijn opgestart, zonder eerst te kijken of bepaalde informa-
KT 1988. XIV. 2
35