worden opgeslagen en verspreid op magneetschijf. Voor een hoeveelheid kaarten als in de huidige Atlas van Ne- derland zijn een dental diskettes nodig; voor het afspelen een krachtige personal Computer (AT). Via een menu kan de gewenste kaart worden opgevraagd, die vervolgens op het scherm wordt opgebouwd. Manipulatiemogelijkheden ontbreken vooraleerst, maar zouden softwarematig te ont- wikkelen zijn. Aanmaakkosten zijn gering (de reproduk- tiefase, die bij de Atlas van Nederland nu het duurste element vormt, ontbreekt). Geaktualiseerde edities zijn eenvoudig te produceren en te distribueren. Optische opslag van nationale-atlas informatie Ook in de kartografie zal de körnende jaren waarschijn- lijk sprake zijn van een snelle opmars van de optische opslagtechnieken, zoals in het vorige nummer van het Kartografisch Tijdschrift al werd aangegeven (aalders, 1988). Op videoplaten of digitale optische schijven kun- nen grote aantallen beeiden, maar bijvoorbeeld ook tekst worden opgeslagen. (Personal) Computers en geavanceerde beeld- of videoplaatspelers zijn nodig om de gewenste (kaart)beelden op het scherm op te roepen. Voordeel van deze technieken is vooral de enorme opslagcapaciteit, zo als uit het voorbeeld van het Britse Domesday-projekt al is gebleken. Lange tijdreeksen van waarnemingen kunnen worden opgenomen en kaarten kunnen bijvoorbeeld wor den verrijkt met fotografische afbeeldingen die de legen- daklassen nader toelichten. De mogelijkheden voor manipulatie van de gegevens zijn echter nog beperkt. Een nationale-atlas informatiesysteem, toegankelijk via viditel of soortgelijk systeem Gegevens uit een atlas informatiesysteem kunnen ook bladzijgewijs aangeboden worden via een medium als viditel. Bezwaar van deze wijze van aanbieden van de informatie is de beperkte manipuleerbaarheid daarvan; een nog groter probleem vormt thans nog de geringe re- solutie op het beeldscherm. De grove, hoekige viditel- beelden zijn thans nog zo goed als ongeschikt voor de weergave van kaarten. Dat zal binnen 2 3 jaar, wanneer men is overgegaan op een andere (cept) standaard, ver- beterd zijn. Een nationale-atlas informatiesysteem met direkte toe- gang tot het bestand Zodra het mogelijk wordt grote hoeveelheden informatie snel uit te wisselen (via telefoon of suRFnet bijvoorbeeld) zou men direkt uit de centrale Computer van het nais ruimtelijke informatie kunnen opvragen; die ruimtelijke informatie kan zowel in een gesuggereerde verantwoorde kartografische uitvoering worden overgedragen als in de vorm van de oorspronkelijke informatie (bijvoorbeeld ba- siskaart met kwantitatieve gegevens per telgebied). In het laatste geval heeft men de mogelijkheid zelf de informatie in kaartvorm op te bouwen volgens eigen wensen. Voor- waarde daarbij zou dan eigenlijk wel moeten zijn dat men tevens de hiervoor benodigde kartografisch verantwoorde Software (mogelijk kennissystemen) van de Nationale At las betrekt. Deze methode is de meest flexibele en kan aansluiten bij de wensen van alle gebruikers. De gedrukte weergave van de gesuggereerde kaartbeelden kan de ge wenste traditionele atlas vormen; deze beeiden kunnen echter ook, tegen minder kosten, op een diskette worden gezet. Opbouw van een nationale-atlas informatie systeem Bij het opzetten van een nais zal een inventarisatie nodig zijn van de informatiebehoeften. In beginsel zou een marktonderzoek moeten uitwijzen welke ruimtelijke infor matie in Nederland gewenst is. Daarnaast zal door het nais zelf moeten worden aangegeven wat de potentiele mogelijkheden zijn. Veel instellingen verzamelen allerhan- de informatie om te voorzien in hun eigen behoefte. In dien men daartoe niet de mogelijkheden heeft, qua man- kracht, expertise, apparatuur of middelen, zal men op een andere wijze trachten te voorzien in de behoefte. Een aantal instellingen hebben als (deel)taak het verzamelen en verstrekken van geografische informatie, zoals het cbs voor sociaal-ekonomische informatie en de Topografische Dienst, Stiboka en Rijks Geologische Dienst voor topo grafische, dan wel aardwetenschappelijke gegevens. Deze diensten verzamelen de gegevens niet direkt voor eigen gebruik maar voor een of meerdere opdrachtgevers. Bij optredende vraag zal een beroep op deze instellingen worden gedaan omdat de taken ervan algemeen bekend zijn. Moeilijker wordt het wanneer deze diensten niet aan de gestelde vraag om informatie kunnen voldoen, hetgeen uiteraard talloze malen voorkomt. Als voorbeeld hiervoor kan gelden dat de Vereniging van Kamers van Koophan- del zelf bedrijfsgegevens verzamelt, terwijl het cbs soort- gelijke gegevens verzamelt, echter met een groter tijdsinterval, minder toegesneden op het specifieke ge bruik en dikwijls op basis van een steekproef. Een ander voorbeeld is dat grote gemeenten eigen karteringsdiensten opzetten of uitbreiden, omdat de Topografische Dienst niet aan de bijhoudingseisen van de gemeenten kan voldoen. Naast deze overheidsdiensten, die geografische gegevens leveren, zijn er veel andere bronnen. Bij het maken van een nationale atlas blijken op vaak onverwachte plaatsen goed bruikbare gegevensbestanden aanwezig te zijn. An- derzijds blijkt ten aanzien van de gegevensverzameling dat er soms onnodig vee! inefficient dubbel werk wordt verricht. Het zou te ver voeren hier alle bronnen aan te halen die bijvoorbeeld geraadpleegd zijn bij het sa menstellen van de tweede editie van de Atlas van Neder land. Een nader onderzoek kan leiden tot nog meer gegevensbronnen, hetzij in kaart en/of tabelvorm, hetzij in de vorm van een digitaal bestand, dat bruikbaar is bij de opbouw van een nais. Bij die opbouw zullen we ons beperkingen op moeten leggen. Het gaat om ruimtelijke informatie voor klein- schalig gebruik. Waar in dit geval de grens tussen groot- en kleinschalig ligt zal nog nader moeten worden vastge- steld. Uitgaande van de tweede editie van de Atlas van Nederland waar de grootste schaal (althans voor geheel Nederland) 1:1 miljoen bedraagt, kunnen op grond daar van kriteria worden vastgesteld voor de te verzamelen ge gevens. Voor statistische en administratieve gegevens zal in veel gevallen de gemeente als basis dienen. Gebruik van gegevens verzameld op een minder geaggregeerd schaalniveau is denkbaar, bijvoorbeeld gebaseerd op een indeling in wijken, buurten of bewoonde oorden (kleine kernen). Hiermee is echter geen landelijk overzicht op de schaal 1:1 miljoen te geven. KT 1988.XIV.2 49

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 51