Start kapitaal
Een nais behoefit niet helemaal van de grond af opge-
bouwd te worden. Het bij de totstandkoming van de eer-
ste en tweede editie van de Atlas van Nederland
gevormde netwerk van participerende instellingen en insti-
tuten (gegevensleveranciers en -gebruikers, zie flguur 3)
vormt natuurlijk een prima uitgangspunt.
Daarnaast is er een geweidig startkapitaal aanwezig in de
vorm van bestaande kaarten uit de eerste twee edities van
de Atlas van Nederland. Dit kaartmateriaal is grotendeels
in analoge vorm aanwezig, zodat het zou moeten worden
gedigitaliseerd of gescand. Een groot deel van de statisti
sche gegevens is al wel in digitale vorm aanwezig (en niet
direkt in kaartvorm). In beginsel zijn de gegevens van het
cbs, welke een regionale komponent hebben, geschürt te
maken voor kartografische weergave. Daar het cbs dat in
het algemeen niet tot haar taak rekent, kan het nais hier
een funktie vervullen. De CBS-gegevens worden door zeer
velen geraadpleegd, vaak met als doel daar kaarten van te
maken. Een voorbeeld daarvan is de Afdeling Informatie-
voorziening van de Rijksplanologische Dienst, die in
principe is gericht op de informatiebehoefte binnen de
Dienst zelf.
Op vele universiteiten en onderzoeksinstellingen zijn ge
gevens beschikbaar; deels reeds bewerkte CBS-bestanden,
deels bruikbare gegevens uit andere bronnen of door on-
derzoekers zelf verzamelde gegevens. Veel hiervan wordt
in digitale vorm opgeslagen en met relatief eenvoudige
Computers en randapparatuur in kartografische vorm ge-
publiceerd. In dat läder heeft de huidige Atlas van Ne
derland ook een funktie door in bepaalde gevallen de
mogelijkheid te bieden de verzamelde gegevens op een
kartografisch aanvaardbare wijze onder een ruimer pu-
bliek te verspreiden. Anderzijds wordt er ook onderzoek
verricht (of worden bestaande studies aangevuld), speciaal
om de atlas van materiaal te voorzien.
Nieuwe gebruiksmogelijkheden
In vergelijking met de traditionele gedrukte nationale at
las zal een nais onmiskenbaar meer gebruiksmogelijkhe
den bieden. Door de automatisering is de kaartproduktie
inmiddels al in een stroomversnelling geraakt: in de ont-
werpfasen van de kaarten uit de tweede editie van de At
las van Nederland kon daardoor bijvoorbeeld al snel
geexperimenteerd worden met de vormgeving, zonder dat
elke oplossing ook daadwerkelijk met de hand moest
worden uitgetekend. Met de opkomst van de geautomati-
seerde geografische informatiesystemen en daarmee het
uitbouwen van de analysefunkties van de gegevensbestan-
den, worden de gebruikers nu in Staat gesteld om vele
kaartleestaken te automatiseren en de uitkomsten te kwan-
tificeren.
Op basis van geografische informatiesystemen kan men
vormen, patronen, lengtes, oppervlakken, afstanden en
richtingen op oproep in getallen uitdrukken. Men is in
Staat bij vergelijking van kaarten de overeenkomsten of
verschillen direkt te kwantificeren, de gebieden te isole
ren die aan kombinaties van kriteria voldoen ('alle gebie
den met een bevolkingsdichtheid groter dan 400 inw/km2,
gelegen op meer dan 10 km van een autosnelweg en bin-
3,9
14
3,21
17,19,20
3,6,22,23,24
2,3,4,16
4,5,10
Figuur 3. Bestaand netwerk van potentiele deelnemers aan een
nationale-atlas informatiesysteem.
1. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen
2. Rijksplanologische Dienst, Den Haag/Zwolle
3. Provinciale Pianologische Diensten
4. Rijkswaterstaat, Den Haag/Delft
5. Pianologisch Studiecentrum TNO, Delft
6. Rijksuniversiteit Utrecht
7. Universiteit van Amsterdam
8. Vrije Universiteit Amsterdam
9. Rijksuniversiteit Groningen
10. Technische Universiteit Delft
11. Katholieke Universiteit Nijmegen
12. Katholieke Universiteit Brabant, Tilburg
13. ITC, Enschede
14. Topografische Dienst, Emmen
15. KNMI, De Bilt
16. Landbouw Economisch Instituut, Den Haag
17. Stichting voor BodemkarteringWageningen
18. Rijksinstituut voor Natuurbeheer, Leersum
19. Rijksinstituut De Dorschkamp, Wageningen
20. Instituut voor Cultuurtechniek en WaterhuishoudingWage
ningen
21. Rijks Geologische Dienst, Haarlem
22. Landinrichtingsdienst, Utrecht
23. Staatsbosbeheer, Utrecht
24. Dienst Beheer Landbouwgronden, Utrecht
25. Vereniging Kamers van Koophandel, Woerden
26. Rijks dienst voor Monumentenzorg, Zeist
27. Stichting Historisch Boerderijonderzoek, Arnhem
50
KT 1988. XIV. 2