Het is belangrijk op te merken dat op 10 Oktober 1727
niet het oorspronkelijke rekest, maar een nieuwe, door
Cruquius bewerkte versie daarvan, aan de Gecommitteer-
de Raden werd aangeboden. In fijnzinnige bewoordingen
overwoog Cruquius daarin een drietal militaire, water-
bouwkundige en kommerciele motieven die voor een sta-
tistiek en een kaart van de Waterstaat pleitten. Vervolgens
deed hij enige aanbevelingen hoe een en ander te realise-
ren. Allereerst dacht hij daarbij aan het verrichten van
systematische metingen van de hoogte en laagte van het
water ten opzichte van een vooraf overeengekomen peil.
Daarnaast Steide hij voor om gegevens te verzamelen over
waterhoogten, dijkdoorbraken, overstromingen en ijsdam-
men die in het verleden zijn waargenomen. In de derde
plaats bepleitte hij de uitvoering van hoogtemetingen op
het land, eveneens ten opzichte van het vastgestelde peil.
Tenslotte zouden al deze waarnemingen in een schrifteiijk
verbaal worden vervat en worden verwerkt in profielen en
kaarten, die konform de eigenschappen van een goede
kaart - in de terminologie van Cruquius een funktioneel
gebruik van topografische gegevens - "in een eenig op-
slag van het oog de wäre gedaante van Holland en West-
Friesland vertoont"3.
De konceptie van een uit een centraal punt verzorgde Wa
terstaat liet zieh niet op een Hollandse traditie terugvoe-
ren. Ze stond haaks op de daagse Hollandse praktijk
waar lokale en regionale tegenstellingen vaak onoverko-
melijke obstakels vormden voor de totstandkoming van
een eenduidige waterstaatszorg. We zullen de wortels van
Cruquius' denkbeeiden dus eiders moeten zoeken en in
dat opzicht verschaffen zijn geschriften de nodige aankno-
pingspunten.
In waterbouwkundig opzicht richtte het oog van Cruquius
zieh op Pruisen, Italie en met name ook op Frankrijk.
Daar deed de koördinatie van technische taken door de
Staat op het domein van de Waterstaat, aan het begin van
de 18e eeuw een beroepsgroepering van civiele ingenieurs
opkomen. Sterk bei'nvloed door een praktisch gericht em-
pirisme zochten zij längs vaak experimentele wegen naar
betere kennis tot beheersing van de natuur4. Ook in kar-
tografisch opzicht werden in Frankrijk nieuwe ideeen ont-
plooid. Onder invloed van geografen als Cassini, De
Lisle en d'Anville vond daar een kartografische reformatie
plaats die er naar streefde het aardoppervlak beter in
kaart te brengen, een streven waarmee Cruquius zieh vol-
ledig identifieeerde; sterker nog, het was zijn uiteindelijk
doel! "Dese.land en waterobservatien" zo schrijft hij
ergens, "können ook tot een mede-fundament verstercken,
om met andere reeds gedane en nog te doene waarnee-
mingen, de hoogte van ons land, met die van andere lan
den en koninkrijken af te meeten en te vergelijken, de
form des aerdkloots, de verandering desselfs, en de
grootte der graden van latitudo en logitudo nader te be-
paelen". Kort gezegd "de geographie, hydrografie, mitsga-
ders de kennis van de loop der maen te verbeeteren, en
daar door de longitudo selfs te vinden"5.
Er is nog een tweede invloed op de kartografische arbeid
van Cruquius aan te wijzen. Zoals Dainville en Koeman
reeds veronderstelden, moet deze gezocht worden in het
werk van de Italiaanse militair, historicus en natuurvorser
Luigi Fernando Graaf van Marsilli (1658-1730) en wel in
het bijzonder in diens in 1724 te Amsterdam versehenen
boek Histoire physique de la Mer6. Dit boek vormde een
eerste wetenschappelijke bijdrage aan de oceanografie,
want naast een behandeling van de flora en fauna van de
oceaan gaf Marsilli een uitvoerig expose van het door
hem sedert 30 jaar verrichtte hydrografische onderzoek.
Ook was Cruquius zo gelukkig de Italiaanse graaf per-
soonlijk te ontmoeten, een samenkomst die naar we mö
gen aannemen een diepe indruk op hem achterliet.
Tijdens een verblijf te Leiden toonde Marsilli hem name-
lijk een getekende Nederlandse kaart met, aldus Cruqui
us, "een beschrijving van zijn eygen handt... waarin
nagenoeg de hoogte en laagte derselver landen ten opsigte
vande wateren (zodanig) wierde aangewesen... dat het de
wijsheid van de alderkundigste in dese soude doen be-
schaamen"7.
Hoe nuttig een dergelijke kaart voor het werk aan de wa-
terstaat zou zijn, werd uiteindelijk ook door de Staten van
Holland ingezien. In 1729 werd Cruquius gevraagd een
advies uit te brengen over de zorgwekkende afslag van
het Land van Voorne waardoor de haven en het fort van
Hellevoetsluis ernstig werden bedreigd. Een oplossing
echter kon ook Cruquius niet geven, omdat daarvoor
"meerder kennis en omzichtigheid werd vereyst ontrent
de loop en beweging der wateren en de waare toestandt
der kusten, welke niet anders als met goede kaarten en
afteeckeningen kan verkregen worden"8. Want alleen in
een kaart die "de situatie en gedaante der landstreek, niet
alleen van de noodlijdende plaats in 't bijsonder, maar
ook van de nabuurige landen wateren" in relatie tot
het omliggende land toont, "leggen de hulpmiddelen... op
geslooten"9.
Nu het water letterlijk tot de lippen was gestegen, stem-
den de Staten in met de vervaardiging van een dergelijke
kaart, die in haar definitieve vorm werd gevoegd bij de
Statenresolutie van 23 juli 1734. De kaart heeft als titel
Het eylandt westvoorn of goedereede, met de dieptens en
droogtens ronds-omme, tot aan den hoeck van hollandt
etc. Volgens order van haar edele groot mogende, de
heeren Staaten van holland west-vriesland gemeeten,
gepeylt en op voetmaat in kaart gebragt, bezuyden het ey
landt in maart 1729, en daar benoorden in de maanden
july 1731 en 1732 door den landmeeter nicol. Cruquius.
De kaart werd getekend op een schaal van 1:59.000, ge-
graveerd door David Koster en geletterd door Claas Con-
det (figuur 1). Op de kaart maakt Cruquius een goed
gebruik van de mogelijkheden van profiel en grafiek; de
linkerbovenhoek bevat een vijftal inzetten die inzicht ge
ven in de waterstaatkundige problematiek van met name
de noordzijde van het eiland. Voorts heeft Cruquius getij-
dewaarnemingen in een overzichtelijke wijze in grafiek
verwerkt. Om de informatieve waarde van de kaart te
vergroten zijn de kontouren van een tweetal vroegere
overzichtskaarten opgenomen, waardoor de ernst van de
situatie nog eens werd benadrukt.
Hier zien we de waterstaatskaart die Cruquius ongeveer
voor ogen stond. Ongeveer, wel te verstaan, want in het
begeleidende rapport repte Cruquius namelijk van om-
standigheden die verhinderd hadden dat de kaart tot een
"volmaaktelijk algemeen nut" kon worden gemaakt. Wel
ke die omstandigheden precies waren, vermeldde Cruqui
us niet, al zou het ontbreken van hoogtecijfers in het ter-
rein daarbij een rol gespeeld kunnen hebben. Dit zo
zijnde, kan vastgesteld worden, en ik baseer mij daarbij
mede op de door Cruquius ingediende deklaratie, dat de
ingetekende topografie ontleend is aan reeds bestaande
kaarten. Afgaande op deze rekening bestond Cruquius'
KT 1988. XIV. 2
63