voornaamste aktiviteit in het doen van hydrografisch on-
derzoek dat, zoals genoemd, ruimschoots in profiel en
grafiek werd verwerkt10. Wel zien we het stelsel van diep-
telijnen dat hij vier jaar eerder, in zijn befaamde
Merwede-kaart uit 1730, had gei'ntroduceerd11. Niettemin,
en dat ondanks de koncessies die hij aan zijn wetenschap-
pelijke uitgangspunten had moeten doen, geloofde Cruqui-
us dat de kaart, tot het oogmerk waartoe ze vervaardigd
was, dienstbaar zou zijn.
Resolutiekaarten
Met zijn kaarten van het eiland Goeree en de rivier de
Merwede heeft Cruquius een unieke bijdrage geleverd aan
de Hollandse waterstaatskartografie, vooral ook omdat hij
zijn kartografie integreerde in een geheel eigen water-
bouwkundige konceptie. Het is deze konceptie geweest
die de waterstaatszorg in de 18e eeuw diepgaand heeft
belnvloed. De besluitvorming was dan nog verre van
ideaal, maar het pleidooi van Cruquius voor een nationa
le waterstaat zou uiteindelijk vruchten afwerpen.
Langzaam maar zeker was in de eerste helft van de 18e
eeuw de belangstelling van de Hollandse Statenvergade-
ring, en vooral haar Gecommitteerde Raden, in wa-
terstaatszaken gegroeid. Er waren vaste werkgroepen
gevormd voor de werken bij Den Helder en de eilanden,
voor de werken op Goederede, voor de rivier de Merwe
de en voor de bovenrivieren. Deze kommissies kregen
technische bijstand van speciaal daartoe benoemde Wer
ken, in welke funktie de Haarlemse landmeters Cornelis
Velsen en Dirk Klinkenberg naam maakten12. Met de be-
noeming in 1754 van Johannes Lulofs tot inspekteur-
generaal voor de Waterstaat, werd de basis gelegd voor
een gewestelijke waterstaatsdienst. Hoewel aanvankelijk
geformuleerd als een geinstitutionaliseerd adviesorgaan,
ontwikkelde de dienst zieh na 1769 onder leiding van de
beroemde Haarlemse waterbouwkundige Christiaan Brü
nings (1736-1805) ook hierarchisch gezien zodanig, dat
haar omzetting in 1798 in een rijkswaterstaat niet eens
zo'n grote stap meer was.
Met de toenemende centralisatie van de waterstaatszorg
begon de provinciale overheid steeds meer als kaartprodu-
cent te fungeren. Het werd in toenemende mate wenselijk
geacht dat de kaarten en rapporten die bij het overleg in
de statenvergaderingen werden gebruikt, ook in druk zou-
den verschijnen om ze vervolgens bij de gedrukte resolu-
ties te voegen. Deze kaarten noemen we resolutiekaarten.
Tussen 1699 en 1795 werden circa 160 kaarten bij de
Hollandse statenresoluties gevoegd; kaarten die, mits niet
voortijdig verwijderd, in de resoluties te vinden zijn. Op
deze wijze is een ideale relatie gecreeerd tussen kaart en
begeleidende dokumenten. We worden geinformeerd over
de aanleiding tot de kaartvervaardiging, de wijze waarop
dit is gebeurd en krijgen inzicht in de rol die de kaart bij
de besluitvorming binnen het Statencollege heeft
gespeeld.
Het is met name dit funktionele aspekt - een topic binnen
het huidige historisch-kartografische onderzoek - dat deze
resolutiekaarten tot zulk een bijzonder interessant onder-
zoeksobjekt maakt.
Onder de resolutiekaarten is het profiel van een kadijk
onder Ruigoord met 10 bij 21 centimeter het kleinste kar-
tografische document13. De grootste kaart is de over-
zichtskaart van de rivier de Lek van Melchior Bolstra uit
1765, met een lengte van liefst 4 meter14. Andere opval-
lende kaarten, naast de reeds eerder genoemde kaarten
van Cruquius, zijn de kaart van de Merwede van Bolstra
uit 1745 en de uit 8 bladen samengestelde wandkaart van
het eiland Rozenburg uit 1727 van de hand van Van Swie-
ten en Johannis Sandifort15.
De Hollandse resolutiekaarten zijn herkenbaar aan de ge-
dateerde verwijzing (meestal in de linkerbovenhoek) naar
de resolutie waartoe ze behoren. Het is opvallend dat de
ze datering veelal ontbreekt op de kaarten die vöör 1754
werden gedrukt, terwijl ze bijna altijd aanwezig is op de
kaarten die nä 1754 het daglicht zagen. Dit is natuurlijk
niet toevallig zo en het ligt voor de hand de benoeming
van Lulofs als stimulerende faktor te onderkennen.
De invloed van die benoeming op de kaartproduktie
wordt wel erg duidelijk uit figuur 2. In de grafiek wordt
een overzicht gegeven van de aantallen kaarten die tussen
1695 en 1795 in periodes van vijf jaar in de resoluties
voorkomen. De eerste kaarten dateren uit het eind van de
17e eeuw. Na een intermezzo van een kwart eeuw begin
nen vanaf 1724 kaarten met een zekere regelmaat in de
resoluties te verschijnen. Tussen 1751 en 1754 valt een
enorme groei waar te nemen, een groei die voor een
groot deel op het conto van Lulofs kan worden geschre-
ven, die feitelijk al sedert 1751 als onderzoeker en advi-
seur bij de waterstaatszorg betrokken was. Tussen 1750 en
1780 worden elk jaar, ten minste een, maar vaak meerde-
re kaarten in de resoluties aangetroffen. Na 1780 vindt
een duidelijke afname plaats, een daling waarvoor thans
nog geen plausibele verklaring te geven is.
Een tweede grafiek verschaff ons enig inzicht in de diver
se kaarttypen die onder de verschillende resolutiekaarten
te vinden zijn (figuur 3).
Een eerste kategorie wordt gevormd door de technische
tekeningen. Het betreft hier een tweetal afbeeldingen van
een in 1778 te Rotterdam ontwikkelde 'vuurmachine', als-
mede van een strandvondersboot uit 1769.
Een tweede type is dat van de topografische aangezich-
ten. Hiertoe rekenen we een zestal afbeeldingen van de
Zeeburg- en Diemerdijk uit 1735, vermoedelijk vervaar
digd door Cornelis Velsen.
Een derde kategorie zijn de waterschaps- en kustkaarten.
Naast kaarten van de eilanden Goeree, Rozenburg en Ter-
schelling, zijn er grootschalige kaarten van de kust van
Noord-Holland en de zeedijken van West-Friesland.
Voorts enige kaarten van de Haarlemmermeer, de uitwate-
KT 1988. XIV. 2
65
Aantal kaarten
40
20
10
ojoo'-'-CNCMcnn
tnomoißomoiß
^jLßLOtocor^r^oococT)
Figuur 2. Aantal kaarten in de gedrukte resoluties van de Staten
van Holland en West-Friesland (695-1795) per vijf jaar.