kaarteebruik Waterkaart Randmeren-Flevoland H. Meijer Randmeren-Flevoland is de titel van de kaartbijlage, die voor dit lustrumnummer van het KT door de anwb en drukkerij Cartoprint ter beschikking is gesteld. Deze nieuwe waterkaart, die tijdens de opening van de Hiswa- tentoonstelling in maart 1988 werd gepresenteerd, is het resultaat van een vergaande samenwerking tussen de re- daktie Kartografie van de anwb en de Afdeling Land- meetkundig Werk van de Rijksdienst voor de IJssel- meerpolders (rijp) in Lelystad. Het mag als bekend worden verondersteld dat er voor kaarten ten behoeve van de watersport slechts een beperkt aantal uitgevers op de Nederlandse markt is. De anwb, als grootste producent van waterkaarten voor de binnenwateren, deelt de markt wat dat betreft onder andere met de Hydrografische Dienst van het Ministerie van Defensie, de enige producent van kaarten voor de kustwateren en de daarmee in open verbinding staande waterwegen en watergebieden. Beide instanties overlappen elkaars werkgebied hier en daar. De anwb maakt al meer dan een eeuw kaarten, waaron- der ook de nu bekende waterkaarten. In 1905, iets meer dan twintig jaar na de oprichting van de bond, startte het toenmalige Bureau voor Watertoerisme met de uitgave van kaarten ten behoeve van het watertoerisme. De huidige serie van de ANWB-Waterkaarten bestaat uit een 20-tal kaartbladen en dateert van omstreeks 1950. Geschiedenis van het gekarteerde gebied De twee polders, die nu te zamen met de oudere Noord- oostpolder de nieuwe provincie Flevoland vormen, herin neren door hun naamgeving aan het oude Flevomeer. De vroegere Zuiderzee was in de Romeinse tijd waarschijn- lijk grotendeels land, afgewisseld met moerassen en grote of kleine plassen. Het Flevomeer, door Pomponius Mela vermeld, was het grootste van die waterplassen, waar een noordelijke tak van de Rijn door heen stroomde naar de zee. Na afbrokkeling van de noordwestkust van Neder- land gedurende de daaropvolgende eeuwen werd het Fle vomeer en het omliggende land een prooi van de vernielende kracht van het water en naarmate de gaten in de Waddenkust breder werden, slokte de zee een steeds groter stuk van de drassige veenbodem landinwaarts op; zo ontstond langzamerhand de Zuiderzee. KT 1988.XIV.2 Ontwikkeling in de laatste decennia Toen na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 het IJssel- meer ontstond, is men geleidelijk aan met de droogleg- ging begonnen. Aan het eind van de jaren vijftig kwam door droogmaking de nieuwe polder Oostelijk Flevoland gereed (1957), elf jaar later gevolgd door Zuidelijk Flevo land (1968). Hierdoor is vanuit een siecht toegankelijk, ondiep oever- gebied van het IJsselmeer in een tijdsbestek van minder dan 30 jaar een goed ontsloten en veelzijdig rekreatiege- bied ontstaan in de vorm van de huidige randmeren. De primaire funktie van het watergebied is echter de grond- waterstand van het oude land op het gewenste peil te hou- den. De randmeren vormen een aaneengeschakeld watergebied van ongeveer 100 km lang, waarin naast de watersport en sportvisserij ook natuurlijke en landschap- pelijke waarden hun plaats hebben gevonden. Met de ont wikkeling van de infrastruktuur van de nieuwe polders was primair de aanleg van een vaarten- en tochtenstelsel nodig voor de ontwatering. Zo er in de eerste tijd sprake was van scheepvaart, dan beperkte die zieh in hoofdzaak tot de aanvoer van bouwmaterialen en de afvoer van land- bouwprodukten. De rekreatiewaarde van het binnenwater van Flevoland werd eigenlijk het eerst door de sportvissers ontdekt. Het beleid van de provincie is er momenteel onder andere op gericht om de rekreatiewaarde van het watergebied van Flevoland grotere bekendheid te geven. Dit geldt vooral voor de doorgaande en toeristische motorbootvaart. Bo- vendien geeft dit watergebied een alternatieve doorgaande vaarroute vanaf de randmeren of het Markermeer en Ke- telmeer, wat vooral van belang is bij plotseling siecht weer (veiliger en beschütte vaart, kortere vaarduur). Voor vaarmogelijkheden in of via de polder zijn vanaf de om- ringende watergebieden een aantal toegangsmogelijkhe- den. Vanaf het Markermeer en het Ketelmeer is de polder op drie plaatsen bereikbaar, van de randmeren al- leen vanaf het Gooimeer via de sluis in Almere-Haven. De afmetingen, diepten en doorvaarthoogten van de kana- len en vaarten in Flevoland zijn zodanig dat vrijwel alle motorbootrekreatievaart probleemloos de hoofdkanalen kan bevaren. Over de vaarwegen door Flevoland liggen vrijwel overal vaste bruggen (laagste doorvaarthoogte 2,50 m); alleen bij Almere zijn een paar beweegbare 79

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 81