Detailkartering en archeologie F. Depuydt De topografische bedrijvigheid ter ondersteuning van de archeologie heeft een heel eigen karakter. Beide weten- schappelijke disciplines hebben doelstellingen en metho- den die in vele opzichten nogal uit elkaar liggen. Illustratie hiervan is de organisatie van de opleiding zelf, die veelal uiteenlopend opgebouwd is. In de veldarcheolo- gie en de terreintopografie komt echter tot uiting hoezeer beide disciplines op elkaar moeten inspelen om tot een vruchtbaar resultaat te komen bij de opbouw van een zin- volle topografisch-archeologische kaart. Intense kontakten te velde en het zieh inleven in elkaars wetenschappelijke behoeften en werkmethoden hebben bij ervaring geleerd dat de resultaten van ieders speeifieke werkopdracht hier- door in belangrijke mate gunstig be'invloed worden. Ener- zijds zal de topograaf-kartograaf, zowel bij de uitbouw van de meetkundige grondslag als bij de detailkartering en de reproduktie ervan, zieh laten leiden door de arche- ologische finaliteit van zijn kaartdokument. Anderzijds wordt de veldarcheoloog er zieh van bewust welke nieu- we mogelijkheden hem door de kartografie worden gebo- den, zowel voor de opgravingsplanning als voor de eigenlijke registratieprocedure en de interpretatie van niet alleen de vondsten maar ook het fysisch-geografisch mi- lieu waarin ze zieh bevinden. In de hier volgende paragrafen zullen we de verschillende topografische stappen van naderbij bekijken voor zover ze een direkte invloed hebben op de archeologische veldakti- viteiten. We beperken dit artikel tot de klassieke groot- schalige topografie. Doorsneden en vertikale profielen worden hier niet behandeld. Grootschalige terreinweergave in archeologisch perspektief Niet zelden neemt de archeoloog genoegen met een sum miere planimetrische schets, die beperkt blijft tot de ar cheologische vindplaats of 'site'. Afgezien van de nauwkeurigheid waarmee deze opname gebeurde, gaat soms heel wat interessante informatie verloren door deze beperktheid. Zowel de uitgestrektheid zelf van het te kar- teren gebied als de keuze van de in te meten topografi sche Objekten zijn twee belangrijke gegevenheden die ernstig in overweging moeten worden genomen. Uitgestrektheid van de topografische opdracht Het is belangrijk voor de archeoloog een kartografische grootschalige weergave van het terrein te bezitten, nog voor er sprake is van enige vergraving of opgraving. Niet enkel de beperkte site maar ook de ruimere omgeving moet tijdig gekarteerd worden en dit om meerdere redenen: Veelal begrijpt men de lokalisatie van de site beter, wanneer deze in een bredere kontext kan worden ge- plaatst. De archeologische site is de weerslag van wel- bepaalde en doelgerichte menselijke aktiviteiten in het verre verleden, met handelingen die normaliter ver ficht zijn binnen het kader van een konkreet eigen le- venswijze. Meer dan nu misschien was de interaktie met de geografische omgeving of het geografisch mi- lieu toen essentieel. De nabijheid van een riviertje, de uitzichtmogelijkheid, de veiligheid van de opstelling enzovoort. Dit waren allemaal redenen om een bepaal- de site uit te kiezen.Het is dan ook zeer zinvol al deze topografisch-geografische dementen mede in kaart te brengen naast de eigenlijke archeologische vindplaats zelf. Een topografische opname is a priori aangewezen om- dat tijdens of na de opgraving zelf het verband van de archeologische bevindingen met de oppervlaktever- schijnselen anders totaal zoek is. Denken we daarbij onder andere aan oppervlaktestrukturen of vondsten die misschien onbegrijpbaar leken tijdens de kartering zelf en pas enigszins verstaanbaar worden na het bloot- leggen van wat eronder steekt. Konkrete voorbeelden zijn: lichte verschillen of bepaal- de strukturen in de plaatselijke begroeiing, in de bo- demvochtigheid of in de bodemsamenstelling, die pas hun zin krijgen bij de konfrontatie met de archeologi sche ondergrond. Nog een ander voorbeeld is te halen uit opgravings- campagnes in economisch minder ontwikkelde gebie- den met een vermoedelijk dichte bezaaiing met archeologische dementenProbleem is hier dikwijls de keuze van de stortplaats. Eens bedekt met eiders opge- graven bodemmateriaal is elk verband met de opper- vlakkig zichtbare topografische dementen van vöör het eigenlijk störten totaal uitgesloten wanneer de kartering ervan ontbreekt. Illustraties hiervan zijn er legio in de Egyptische Nijlvallei. De registratie van een groter planimetrisch gebied, in- klusief de hoogtevoorstelling van de gehele omgeving, biedt de mogelijkheid de verschijnselen beter te inter- preteren en makkelijker te vergelijken met andere al dan niet gelijkwaardige archeologische ontsluitingen. Vragen bepaalde bevindingen naar een mogelijke uit- breiding van de eerste opgravingszone of verwijzen ze naar iets verderop gelegen gronden en ermee gepaard gaande opgravingen, dan kunnen ze meteen op de kaart gesitueerd worden, zonder dat men aan kartogra fische extrapolatie moet doen. Zeker voor verafgelegen sites (in het buitenland bijvoorbeeld) kan dit anders vervelende konsequenties met zieh meebrengen. Het topografische basisplan is na voltooiing zowel een KT 1988.XIV.3 17

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 19