ciency die onder het huidige beleid bij herhaling gesteld
zal worden. De tweede is de natuurlijke traagheid van or-
ganisaties die zieh bij veranderingen openbaart.
Dit toekomstbeeld is mijns inziens uit beleidsoogpunt no-
dig om als lange termijn perspektief gehanteerd te kunnen
worden bij de ontwikkeling van nationale topografische
diensten
Naar een geo-informatie wetenschap
Als laatste punt wil ik hierbij nog het volgende aanteke-
nen. In het algemeen wordt er met de ontwikkeling van
geograftsche informatiesystemen en landinformatiesyste-
men nogal ongediseiplineerd omgesprongen. De diskus-
sies zijn vaak onbevredigend door het gebrek aan
eenduidige begrippen en terminologie. De hoofdaandacht
blijkt over het algemeen te liggen op hard- en Software
terwijl die toch ook dient uit te gaan naar de hele infra-
struktuur en haar ontwikkeling. Het lijkt alsof iedereen
alleen maar voor zichzelf bezig is en dat men gespeciali-
seerde auto's bouwt zonder te denken aan een efficient
funktioneren van deze auto's in het verkeer. Mijns inziens
wordt deze omissie veroorzaakt door het ontbreken van
een formele theorie over geograftsche informatie op zich
zelf; een theorie die zieh bezighoudt met de eigenschap-
pen, de struktuur, de verzameling, organisatie, opslag en
het optimale gebruik van dit soort gegevens. Om hier een
begrip aan te verbinden hanteert het itc voor eigen doel-
einden, ofschoon nog wat aarzelend en onofficieel, het
begrip 'Geomatics' dat als volgt wordt gedefinieerd
(Groot, 1987):
The scientific investigation of the strueture and proper-
ties of geo information, the methods of its capture, Classi
fication, qualification, spatial definition, representation
and use, and the infrastrueture to secure its optimal ap-
plication.'
De noodzaak om een wetenschap van geografische infor
matie te ontwikkelen wordt erkend in de Verenigde Sta-
ten, Canada, het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk,
waar de overheid fondsen hiervoor beschikbaar steh. Ne-
derland zou deze voorbeelden ter harte moeten nemen.
Het zal intussen duidelijk zijn dat daarvoor de inzet van
meerdere organisaties, karteringsdiensten en akademische
instellingen, nodig is.
Konklusie
Geintegreerde topografische kaartproduktie is een oud be
grip dat aan het begin van deze eeuw werd toegepast in
Canada door de gebruikers van de topografische informa
tie zelf, voor specifieke thematische doeleinden.
Dit veranderde onder invloed van een snel groeiende
vraag toen een aanvang werd gemaakt met systematische
topografische kartering, gebaseerd op gestandaardiseerde
topografische kaarten voor meerdere doeleinden, geprodu-
ceerd door een centrale, nationale karteringsdienst.
De zieh voortzettende ontwikkeling van de integratie van
Computer, kommunikatie- en proces-technologie maakt het
mogelijk om plaatsbepaling, fotogrammetrie, kartografie
en publikatieprocessen weer in handen van de gebruikers
te leggen. Geintegreerde topografische kaartproduktie zal
zieh moeten uitstrekken tot kaart- en informatieproduktie
om aan de nieuwe vraag naar informatie te kunnen vol-
doen. Deze zal als optie kunnen uitmonden in een traditi-
oneel kaartprodukt, al dan niet gestandaardiseerd.
Nationale topografische diensten zullen zieh dientengevol-
ge moeten gaan bezinnen op hun toekomstige rol en de
definitie van hun standaardprodukten.
Uit beleidsoogpunt moeten zij zieh gaan voorbereiden op
het opzetten van topografische informatiesystemen, die
minimaal een digitale planimetrie in een gestruktureerd
raamwerk en een digitaal terreinmodel zullen bevatten.
Verder moeten zij een sleutelpositie innemen bij het cree-
ren van konstellaties van bestanden en zieh daarvoor be-
zighouden met de problematiek van de normering van
gegevens, kommunikatie en struktuur. Een en ander moet
voortvloeien uit een konsistente, nog te ontwikkelen theo
rie van geografische informatie.
De bijdrage van topografische diensten aan de totstandko-
ming van een geo-informatie infrastruktuur, die de effi-
ciente toegang tot en het gebruik van geo-informatie
ondersteunt en aanmoedigt, kan op deze manier uit be
leidsoogpunt gestuurd worden tezamen met de bijdragen
van de anderen in de gehele konstellatie.
Höge verwachtingen van deze ontwikkeling moeten echter
enigszins getemperd worden door de geringe bereidheid
tot veranderingen die nu eenmaal inherent is aan over-
heidsinstellingen. Tevens moet rekening worden gehouden
met de aeeeptatie van nieuwe standaarden welke altijd
met een zekere traagheid geschiedt.
In deze zin kunnen wij verwachten dat op den lange duur
geintegreerde topografische kaart- en informatieproduktie
een realiteit kan zijn die weer hoofdzakelijk in de handen
van de gebruikers zal liggen.
Noten
Ir. R. Groot is voorzitter van de Vakgroep 'Aerospace Data Ac-
quisition and Photogrammetry' van het ITC in Enschede.
Dit artikel werd gepresenteerd in een lezing op 23 September
1988 tijdens het Lustrumsymposium van de NVK in Enschede.
De auteur spreekt zijn dank uit aan Kolonel L. Sebert (Canada)
voor het beschikbaar stellen van het historische kaartmateriaal
Literatuur
Groot, R. (1987), Geomatics: Key to country development? ITC
Journal 1987-4, pp. 277-283.
Handling Geographie Information (1987), Report of the Com-
mittee of Enquiry chaired by Lord Chorley. London: Her Ma-
jesty's Stationary Office.
Manual of Instructions for the Survey of Dominion Lands (1913).
Department of the Interior, Ottawa, Government Printing
Bureau.
Müller, J.C. (1988), Trends en modernisering in de evolutie van
het kartografisch beroep. Kartografisch Tijdschrift 1988.XIV.2,
pp. 29-34.
Ormeling, F.J. (1988), Naar een nationaal karteringsplan. Kar
tografisch Tijdschrift 1988.XIV.2, pp. 35-41.
Rhind, D. (1988), Geografische informatiesystemen en kartogra
fie. Kartografisch Tijdschrift 1988.XIV.2, pp. 25-27.
Weaver, W.F. (1968), Crown Surveys in Ontario. Department of
Lands and Forests, Province of Ontario.
KT 1988.XIV.3
35