Figuur 1. Fragment van de Hydrograflsche kaart van het Haringvliet door J. Blanken, schaal ca. 1:5.700, 1782-1792. (Algemeen Rijks-
archief Afdeling Kaarten en Tekeningen ARAKT BLF inv. nr. 12).
levoetsluis, reeds in 1787 bedacht, instemming bij het
nieuwe bewind dat Blanken in 1797 naar Noord-Frankrijk
zond ter bestudering van de dokhavens en de stand van
de waterbouwkunde. Na terugkeer in 1798 werd hij als
direkteur, tezamen met Brünings en Kraijenhoff, belast
met de aanleg van het droogdok, en daarmee trad Blan
ken toe tot de kring van toonaangevende civiele en mili-
taire waterbouwers van de Bataafse Republiek, die
streefden naar technische innovatie onder het nieuwe be-
stuur. De studiereis had grote invloed op Blankens te-
kenstijl, die sindsdien werd gekenmerkt door het
neo-classicisme van de Franse ingenieurs van de Ecole
des Ponts et Chaussees7.
Waterstaatskartografle 1798-1829
Na de Bataafse revolutie van 1795 werd in het streven
naar een nationale eenheidsstaat ook het waterstaatsbeheer
een centrale overheidstaak, waarvoor in 1798 een korps
van technische ambtenaren onder leiding van Chr. Brü
nings werd opgericht. Omdat de oude waterschappen na
1795 bleven voortbestaan, bleef de taak van het korps be-
perkt tot het toezicht en beheer van de nationale water-
werken: de zeegaten en de grote rivieren. Vanwege zijn
kennis van de zeegaten werd Blanken direkt in 1798 be-
noemd tot waterstaatsinspekteur8.
Vanaf de oprichting behoorde het kaartmaken tot een van
de taken van het waterstaatskorps en ontwikkelde zieh na
1798 een nieuwe waterstaatskartografle: kaarten getekend
voor de taakuitoefening van de waterstaatsinspekteurs be
last met toezicht op de lokale waterwerken en het beheer
van de rijkswerken. Deze waterstaatskartografle kwam
niet alleen vanzelfsprekend voort uit de overheidsbemoei-
ing, maar ontstond ook noodgedwongen door onvoldoende
antwoord van kartografen op de nieuwe vraag van de wa
terstaatsinspekteurs naar betrouwbaar kaartmateriaal. De
gedrukte 18e eeuwse waterschaps- en rivierkaarten kon-
den niet langer dienen als basis voor het waterstaatsbe
heer. Met uitzondering van een tiental rivierkaarten,
werden de meeste kaarten gepubliceerd in 1729-1793 ge
kenmerkt door verschillen in schaal, in waterstaatkundige
informatie en in formaat en in het algemeen door een ge-
brekkige onderlinge samenhang. Reeds in 1725 had Nico-
laas Cruquius dit gekonstateerd en tevergeefs gepleit voor
de vervaardiging van een waterstaatkundige kaart van Ne-
derland. Hiervoor had Cruquius met zijn rivierkaart van
de Merwede in 1729 zelf het voorbeeld gegeven, dat ech
ter weinig navolging vond onder kartografen9.
Voor het rivierbeheer waren de waterstaatsingenieurs van
af 1798 zodoende genoodzaakt nieuwe kaarten samen te
stellen uit de gedane rivierpeilingen. Aanvankelijk werden
hiervoor de 18e eeuwse rivierkaarten gekopieerd en bijge-
werkt, maar na de centralisatie van het rivierbeheer on-
KT 1988.XIV.3
A y t -Jt a
40