en de marine te Hellevoetsluis. waarbij hij bovendien met
dezelfde belangrijke civiele en militaire waterbouwers zo-
als Brünings en Kraijenhoff samenwerkte. Hierdoor kon
hij voor zijn kaarten profiteren van de nieuwste gegevens
van Oorlog en Marine belast met de kartering van Neder-
land. Zo bezat Blanken de hydrografische kaart van het
Texelse zeegat uit 1807, gebaseerd op eerste resultaten van
de driehoeksmeting van Kraijenhoff, en een kaart van ka-
pitein A.A. Buijskens14. Overigens participeerde Blanken
niet in de internationale informatie-uitwisseling, die rond
1800 tussen verschillende Europese waterbouwers als
Brünings, Woltman en Wiebeking bestond, omdat hij al-
leen onder zijn eigen naam wilde publiceren met toestem-
ming van de overheid. Zo beklaagde de bekende Duitse
waterbouwkundige K.F. von Wiebeking zieh in 1798 over
Blankens weigering om tekeningen van de dijkwerken op
Goeree te leveren voor diens atlas over de waterbouwkun-
de: Einige Zeichnungen was sinds das für grosse Ar
beiten ßr einen Blanken.1 In de Wiebeking-atlassen uit
1811-1817 werden de kaarten en uitvindingen van Blanken,
zoals de waaiersluis, dan ook niet opgenomen15.
In 1803 kwam een abrupt einde aan de militaire samen-
werking toen Blankens sollicitatie bij het ingenieurskorps
van de genie, door protesten van de militaire ingenieurs,
werd afgewezen.
Uitgesloten van een militaire carriere nam hij ontslag uit
de opzichtersdienst en legde zieh toe op de waterstaats-
dienst, om als civiel ingenieur carriere te maken. Onder
het Koninkrijk Holland 1806-1810 bood de waterstaat goe-
de promotiekansen, want door de Sterke bestuurscentrali-
satie werd deze dienst gereorganiseerd tot een
hierarchisch ingenieurskorps met grote bevoegdheden.
Reeds in 1808 bereikte Blanken als inspekteur-generaal
van de waterstaat de top van het ingenieurskorps, om in
deze funktie onder koning Lodewijk Napoleon, keizer
Napoleon 1810-1813 en koning Willem I tot aan zijn pen-
sioen in 1826 waterwerken aan te leggen16. Als
inspekteur-generaal belast met de korpsleiding, het onder-
zoek en het adviseren van minister en koning liet Blanken
het karteren van waterwerken over aan landmeters die
werden gerecruteerd bij de Verponding (de eerste ka-
dastrale opname van het land tussen 1806 en 1811). Zo
werkten ervaren landmeters als J. Glimmerveen en I. van
Asperen onder direktie van Blanken bij de bedijking van
de Linge-rivier in 1809, de aanleg van de marinehaven
van Den Helder in 1810-1813, en na 1814 bij de sluiswer-
ken in de Nieuwe Hollandse waterlinie. Behalve landme
ters nam Blanken tevens speciale tekenaars of
'dessinateurs' in dienst, die met geraffineerde aquareltech-
nieken de kaarten van de landmeters uitwerkten, alvorens
ze door Blanken in Den Haag ter beoordeling werden
voorgelegd aan de minister en koning Willem I. Aan de
landmeters en tekenaars werden tenslotte nog de aspirant-
ingenieurs toegevoegd, die na voltooiing van de Artillerie-
en Genieschool in de ingenieurspraktijk van Blanken wer
den opgeleid. De bekende waterstaatsingenieurs F.W. Con
rad (1800-1870) en L.J.A. van der Kun (1801-1864) liepen
tussen 1815 en 1821 stage bij hem. Met sukses: Van der
Kun zou in 1843-1864 de uitgave van de Algemene Ri-
vierkaart voltooien, terwijl Conrad in 1864 werd belast
met de samenstelling van de Waterstaatskaart17.
Tijdens het autocratisch bewind van Willem I Steeg de
ambtelijke kaartproduktie onder invloed van de aanleg
van grote openbare werken, en vooral door de voortgaan-
de bureaucratisering. In 1817 werden de waterstaatsinge
nieurs verplicht van hun inspekties, herstelwerken en
ontwerpen behoorlijke kaarten en situatieteekenin-
gen...' in tweevoud te tekenen. Een origineel exemplaar
diende ondertekend en voorzien van een duidelijke titel
aan het departement in Den Haag te worden ingezonden,
zodat de minister en ambtenaren 1met een opslag van
het oog.over de werken een gefundeerd besluit kon-
den nemen. Het tweede exemplaar bleef als minuutkaart
berusten onder de ingenieurs. Zo vormde zieh op het de
partement een kaarten- en tekeningenarchief. De instruk-
tie werd echter niet altijd stipt nageleefd omdat de
waterstaatsingenieurs de ambtelijke kaarten vaak als hun
prive-eigendom beschouwden. Vandaar dat in het rapport
van de Riviercommissie in 1825 werd gepleit voor een
algemeen en welingerigt depot van kaarten en plans...'
bij het departement van Waterstaat. Dit werd mede de
aanleiding voor het Koninklijk besluit van 1829 waarbij
werd besloten tot de uitgave van de Algemene Rivier-
kaart. Zonder het plichtsverzuim van de waterstaatsinge
nieurs was deze kaart wellicht nooit vervaardigd! 18
Behalve het aantal werd ook de schaal en inhoud van de
waterstaatskaarten ambtelijk bepaald doordat in 1819 in
navolging van het Topografisch Bureau en de dienst Forti-
ficatien, bij de Waterstaat de tiendelige tekenschaal (het
metrieke stelsel) voor kaarttekenwerk werd voorgeschre-
ven. De invoering hield rechtstreeks verband met de de-
centralisatie van het waterstaatsbeheer, waarbij in 1819
rijkswerken werden overgedragen aan de provincie. Door
een uniforme wijze van karteren konden de rijkswerken
in de verschillende provincies toch onderling vergeleken
en aaneengesloten worden, en behield men in Den Haag
het overzicht. De instruktie gold zowel voor de nieuwe
kaarten die werden voorgelegd aan de minister en koning
Willem I, als voor de oude kaarten van de archieven van
het departement en van de ingenieurs.
Afhankelijk van het doel tekenden de waterstaatsinge
nieurs volgens de instruktie uniforme kaarten van de wa
terwerken, en ontstond reeds lang voor de uitgave van de
Algemeene Rivierkaart in 1830-1864 en de Waterstaats
kaart in 1865-1891, een moderne waterstaatskartografie,
samengesteld uit een aantal voorgeschreven kaarttypen
(tabel l)19.
Deze waterstaatskaarten zijn modern te noemen omdat ze
zijn samengesteld uit nieuwe opmetingen en niet zijn ge-
kompileerd op basis van bestaande kaarten. Bovendien
Tabel 1. Overzicht kaarttypen waterstaatskartografie.
Schaal
Kaartinhoud
1:100-1:200 Dwarsprofielen van kanalen, wegen, dijken enz.
1:500 Plattegronden van traversen door Steden.
1:2.000 Kaarten van bebouwde of beplante gedeelten van
wegen en kanalen, waarvoor eigendommen moeten
worden ingenomen.
1:5.000 Kaarten van ontwerpen van wegen, kanalen en
rivieren, met sluis-, krib- of bermwerken, alsmede
lengteprofielen.
1:20.000 Algemene kaarten van wegen en kanalen vereist
voor de bepaling van het trace.
1:50.000 Kaarten van provincie en distrikten met aaneen-
sluitende wegen en kanalen.
1:500.000 Kaarten van het Koninkrijk.
KT 1988.XIV.3
42