dat de kaart moet voldoen aan de nieuwe eisen die voor de kaart van Willems waren opgesteld. Voor de andere partij geldt dat de kaart een bepaalde boodschap moet overdragen en er aantrekkelijk uit moet zien. Men kan zieh voorstellen dat deze omstandigheden gemakkelijk tot konflikten bij de symboolkeuze kunnen leiden. Er speien echter nog meer bijzondere omstandigheden bij de sa- menstelling van deze kaart mee. In de eerste plaats is er het probleem van het te karteren tijdstip. Het jaar 1350 ligt in de late Middeleeuwen. Dat is vrij laat voor archeologische karteringen. Daarnaast worden alle gegevens voor de kaart geput uit litera- tuurstudie en archiefonderzoek: voor deze kaart is geen gram grond verplaatst. Ten derde is er in geologisch op- zicht een aanzienlijk verschil tussen het gebied waarvoor de legenda van Willems werd opgesteld en het te karteren gebied in Noord-Holland. We wijzen hier slechts op het waddengebied tussen West-Friesland en Texel. Tenslotte is er ook een aanzienlijk verschil in de aard van de te karteren gegevens. Werden bij Willems slechts vind- plaatsen gekarteerd, hier was het de bedoeling een daad- werkelijke rekonstruktie te geven van het bewoningspa- troon en de bedijking van het Noorderkwartier in 1350. Men zou kunnen stellen dat we hier minder te maken hebben met een archeologische dan met een historisch- geografische kaart. Deze konklusie geeft de ontwerpers weer wat ruimte bij het bedenken van nieuwe Symbolen. Opbouw van de kaart Een vluchtige analyse leert ons dat ook deze kaart uit drie lagen is opgebouwd. De opbouw is analoog aan de kaarten van Willems. De onderste informatielaag wordt gevormd door de topografische basis. In plaats van de meest recente uitgave is de eerste editie van na de oorlog gekozen. Daardoor is aan deze informatielaag een extra dimensie toegevoegd: op deze bladen Staat namelijk de middeleeuwse verkaveling nog afgebeeld. In latere edities is dit patroon door ingrijpende ruilverkavelingen sukses- sievelijk verdwenen. Net als bij Willems is deze laag in grijs gedrukt. De tweede informatielaag is die van de geologie. In feite wordt hier de toestand bij laag water afgebeeld. De kwel- ders en wadplaten krijgen hierdoor een 'landig' karakter. Binnen de laag van de geologie moesten, ten aanzien van het eenvoudige patroon van de kaart van Willems, een aantal nuanceringen worden aangebracht, waarop echter verder wordt ingegaan bij de symboolkeuze. Bovenop ligt een laag met Symbolen, die samenhangen met de menselijke aktiviteit in het gebied. Het betreft hier niet een eenvoudige kartering van archeologische 'si- tes' zoals bij Willems, maar een rekonstruktie van het bedijkings- en bewoningspatroon. Dit is een fundamenteel verschil. Het nieuwe uitgangspunt maakt een nieuwe be- nadering in de keuze van bijvoorbeeld de puntsymbolen noodzakelijk. Symboolkeuze Aan de symboolkeuze liggen een aantal fundamentele keuzes ten grondslag. De eerste volgt de kaart van Wil lems: kleur voor de natuurlijke omgeving en zwart voor de gevolgen van menselijke aktiviteiten. De tweede keuze is nieuw: lijnelementen als natuurlijke wateren en dijken komen op de kaart van Willems niet voor en moeten nieuwe Symbolen krijgen. Bij na van- zelfsprekend worden ze respektievelijk in blauw en zwart uitgevoerd. De wateren komen maar in een klasse voor. De dijken worden in verschillende klassen weergegeven; daarbij wordt de omvang van de beschermingstaak gesym- boliseerd door de gebruikte lijndikte en wordt de mate van waarschijnlijkheid betreffende de ligging gesymboli- seerd door de vorm. Een derde fundamentele keuze betreft een uitbreiding van de oorspronkelijke legenda: 'grijswaarde' wordt toegepast om gradaties in een bepaald verschijnsel weer te geven. Op het niveau van de menselijke aktiviteit betreft het de dichtheid van bewoning: gekoncentreerde bebouwing wordt met een vol zwart puntsymbool weergegeven en verspreide of geringe bebouwing met een open symbool. Een uitzondering wordt gevormd door de Steden: als we deze betrekkelijk grote oppervlakken vol zwart zouden weergeven dan zouden ze te veel opvallen en bovendien zou de lokatie van de kerken (destijds zeer belangrijke elementen) erbinnen verloren gaan. Ook op het niveau van de geologie is grijswaarde toege past. Hier is zij gebruikt om de mate van de invloed van de zee op het land weer te geven: hoe donkerder het ge bied, hoe lager de frequentie van overstromen. Zowel zand als klei worden in drie gradaties weergegeven: een voor dagelijkse overstroming, een voor overstroming in het stormseizoen en een voor binnendijks (doorgaans droog) land. Voor zand geldt dat een grijsschaal makke- lijk te ontwerpen is omdat we te maken hebben met maar een drukkleur. Klei wordt echter met groen, een samen- gestelde kleur, weergegeven. Dat betekent dat het moei- lijk wordt om alleen in de grijswaarde van de kleur te varieren. Aiternatieven voor het gebruik van grijswaarde in deze situatie waren bijmengen met blauw of het invoe- gen van een patroon van blauwe banden. Deze werden om esthetische redenen verworpen: zij zouden groene stranden of een groot stelsel van 'kanalen' in de kop van Noord-Holland hebben opgeleverd. Bij de droogmakerijen worden twee tinten blauw ge bruikt. Wij zijn er van uitgegaan dat, gezien de smalle verbindingen van Schermer en Beemster met het buiten- water, de invloed van de zee in deze meren gering was. Daarom zijn deze wat donkerder afgebeeld dan de Pur- mer, die een meer direkte verbinding met de zee had en derhalve als 'buitenwater' geklasseerd is. Een Vierde fundamentele keuze betreft enkele bijzondere landschappelijke en geologische elementen. Op de kaart worden de geologische eenheden afgebeeld in de toestand zoals deze aan het maaiveld gekonstateerd kan worden. Er wordt alleen onderscheid gemaakt naar korrelgrootte en niet naar formatie. Nu zijn er een aantal, laten we zeggen, 'landschappelijke eenheden' die in het occupatie- patroon anno 1350 vermoedelijk een rol gespeeld hebben. Het betreft hier de kreekrug die onder het veen in West- Friesland lag, de zandige binnendelta bij Castricum en de drogere delen binnen het komplex van de oude duin- en strandzanden. De redaktie van de kaart wilde graag dat deze eenheden een beetje 'uit de kaart zouden springen'. Daartoe werd in eerste instantie gedacht aan een andere kleur of een (zwart) raster. Nu wordt kleur alleen ge- 48 KT 1988.XIV.3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 50