s I I I den worden onderscheiden: de kwelgebieden, de infiltra- tiegebieden en de ten aanzien van de ondiepe grond- waterstroming min of meer geisoleerde gebieden (figuur 1). Het stromingspatroon van het ondiepe grondwater en de ontwateringstoestand komen tot uiting in een aantal veld- kenmerken, die als karakteristiek kunnen worden be- schouwd voor de te karteren hydrologische eenheden. Belangrijke kenmerken zijn onder meer de grondwa- terstand en de fluktuaties daarin gedurende het jaar, de dichtheid van het afwateringsstelsel, de hoogteligging van het maaiveld, de bodemeigenschappen, de stijghoogtever- schillen tussen diep en ondiep grondwater, het peilver- schil tussen grondwater en oppervlaktewater en het voorkomen van störende lagen op geringe diepte (bijvoor- beeld keileem). Deze kriteria kunnen voor een deel worden verkregen van kaarten die rechtstreeks informatie leveren over de water- huishouding (isohypsenkaart, waterstaatskaart, grondwa- tertrappenkaart). Na een interpretatie van de legenda-eenheden blijkt dat ook van andere thematische kaarten waardevolle gegevens over de hydrologische situa- tie kunnen worden afgeleid (bodemkaart, geomorfologi- sche kaart; zie figuur 2). Bij de begrenzing van kwel-, infiltratie- en hydrologisch geisoleerde gebieden is de grondwatertrappenkaart als ba- sis gebruikt, omdat er een nauwe relatie bestaat tussen het optreden van kwel, infdtratie en stagnatie van grond water enerzijds, en de gemiddelde hoogste en gemiddelde laagste grondwaterstand en de afstand daartussen an- flerzijds. De begrenzing van de onderscheiden hydrologische een heden mag niet als absoluut worden opgevat. De grenzen geven in principe de stationaire toestand weer (gemiddel de toestand over een reeks van jaren). In de loop van het seizoen zullen de grenzen zieh echter verleggen onder in- basiskaart criteria isohypsen- kaart kaartvlakken op overlay isohypsen kaart stijghoogteverschil diep - ondiep grondwater j >1 meter stijghoogteverschil winter - zomer <1 meter geomorfo- reliefvormen logische kaart beekdal overstromings- vlakten bodem kaart doorlatendheid geen stagnerende lagen stagnerende lagen grondwater- - trappen- kaart gemiddelde grond waterstand |gt i.n,in.iv bodem- profielkenmerken kaart GTVI,VII hydromorfe kenmerken water staats kaart topogra- fische kaart afwateringsdicht- heid oppervlakte water dicht drainage- stelsel geen/weinig waterlopen hoogteligging laagste gebieden middelhoge hoge gebieden Figuur 2. Werkschema classificatie hydrologische eenheden. J potentiele kwel tussen -1 en 1 m potentiele infiltratie hoogteverschil binnen kaart- eenheid >V2 m J geen hydrom. kenmerken GTIII.V hydromorfe kenmerken dicht drainage- stelsel vlakke läge en middelhoge gebieden -| kwelgebieden infiltratiegebieden hydrologisch geisoleerde gebieden literatuurgegevens KT 1988. XIV. 3 57

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 59