Prof. dr D.W. Rhind, Birkbeck College, Universiteit van London. bijhouding, van een landelijke bedek- king en het voldoen aan internationale normen. Voor de ontwikkelingen bij de TDN voorziet hij meer gebruik van bestan den van anderen, beschikbaar zijn van alle kaartseries in een vektorbestand, en rastergegevens in gebruik als pro- duktiemiddel. De voordracht van Schout bij Nacht L.H. van Opstal, chef der Hydrografie, is eiders opgenomen in dit nummer van het KT. B. van Osch, medewerker Hoofddirek- tie Kadaster, beperkte zieh in zijn le- zing tot de ontwikkeling en het gebruik van digitale kartografische technieken voor het kadastrale Landmeetkundig en Kartografisch Informatiesysteem (lki). Vanaf 1965 worden kaarten automatisch getekend, waarbij het destijds uitslui- tend ging om een snellere en betere vorm van kaartpresentatie. In 1976 werd de geautomatiseerde inwinning en verwerking van terrestrische gegevens gerealiseerd (SD '76). Tesamen met het geautomatiseerd tekenen van kaarten is dan al voorzichtig sprake van een kar tografisch systeem. Rond 1978 startte een toepasbaarheids- onderzoek met het doel om het gehele veld van digitale kartografische infor- matieverwerking bij het Kadaster te be- kijken. Als eindfase werd toen nog een zogenaamde digitale kaart beschouwd, zowel qua presentatie als qua opslag. Op basis van de opgedane ervaringen en door het beschikbaar komen van nieuwe hardware werden in 1982 de doelstellingen van het onderzoek ver- ruimd door een Studie te verrichten naar een geschürt database-model en naar het beheer van geografische gege- vensbestanden. Dit onderzoek resul- teerde in 1983 in een projektplan lki met als relevante beleidsuitgangspun- ten: integratie van de meet-, reken- en tekenprocessen, produktie-onafhanke- lijkheid, meerwaarde van het bestand ten opzichte van de kaart en efficientie. Mede door de druk van buitenaf werd in 1986 besloten de bouw van het LKI te versnellen door een aantal eisen nog niet te realiseren. Deze versie heet lki-1.0 en wordt momenteel in alle ka dastrale vestigingen gei'mplementeerd. Belangrijke zaken welke nog de aan- dacht vragen zijn onder andere data- transport tussen de vestigingen, overleg, begeleiding en opleiding. Bij de planning voor de toekomst wordt uitgegaan van een volledig Ka- dastraal Vastgoed Informatiesysteem, waarbij rond het jaar 2000 de gbkn- topografie landelijk volledig digitaal beschikbaar zal zijn en enkele jaren la- ter de kadastrale kaart. Aandachtsvel- den zullen zijn efficientie, digitale gegevensuitwisseling (dit in verband met de toename van het uitbesteden van kadastraal werk) en uitbreiding van de kapaciteit. Het bereiken van de doelstellingen hangt echter ten nauwste samen met de grote politieke operaties welke op dit moment binnen de over- heid plaatsvinden. Tenslotte noemde hij enkele trends met betrekking tot de behoefte aan het gra fische produkt in relatie tot het digitale bestand: de grafische mogelijkheden van de PC, een afname van de behoefte aan precisie-tekeningen, een toename van de veelzijdigheid van plottekenin- gen, vektor of raster, de on-line uitwis- seling van kartografische gegevens en de systeembeveiliging. Het onderwerp voor de middagzitting luidde Applicaties van digitale bestan den in Geografische InformatieSyste men. Gedeelten uit de voordracht van ir L. Heres, medewerker CARiN-projekt Nederlandse Philipsbedrijven, zullen worden opgenomen in een van de num- mers van het KT in 1989. Ditzelfde geldt voor de lezing van drs J.H. van der Schuit, hoofd Bureau Kartografie van de Rijksplanologische Dienst, afde- ling Informatievoorziening. De voor dracht van drs N.J. Bakker, hoofd Kartografische Afdeling/Bureau Atlas van Nederland bij de Topografische Dienst is gepubliceerd in KT 1988. XIV. 2 onder de titel 'Een Nationale-Atlas Informatiesysteem'. Ing. P.G. Lentjes, Gis-koördinator van onder andere de Stichting voor Bodem- kartering (Stiboka) behandelde enkele toepassingen van digitale bestanden. Sedert een jaar wordt gewerkt met het ARC/iNFO-pakket. Er bestaat een sa- menwerkingsverband met drie andere instituten, namelijk De Dorschkamp, Instituut voor Cultuurtechniek en Wa- terhuishouding (ICW) en Rijksinstituut voor Natuurbeheer (rin). Alle institu ten werken met geografische informatie en door de aanschaf van arc/INFO is men nu in Staat om zowel alfanumerie- ke als grafische gegevens gezamenlijk te bewerken. Door Stiboka en het icw worden grote gegevensbestanden opge- bouwd, zoals de bodemkaarten 1:50.000 en 1:250.000 (in raster en vektor), en gegevens van grondborin- gen (bis); ten behoeve van de voorbe- reiding van ruilverkavelingen worden de topografische kaart 1:10.000 (DIG- top) en de kavelkaart 1:10.000 (digkav) digitaal opgeslagen. Op dit moment zijn applikaties bij Sti boka onder meer afgeleide kaarten en thematische kaarten. Het icw koppelt de bedrijfsgebouwenkaart, digtop en digkav met gegevens van de cultuur- technische inventarisatie en gegevens van het Centraal Bureau voor de Statis- tiek. De Dorschkamp heeft een toepas- singsgebied in de gevoeligheid van bossen voor zure regen. Alle instituten werken met remote sen- sing beeiden, waarbij regelmatig kop- peling met Gis-gegevens uit arc/info plaatsvindt. Door de samenwerking kunnen gegevensbestanden gezamenlijk ontwikkeld of aangeschaft worden. Van de te verwachten ontwikkelingen in de körnende 5 jaar werden ge- 8 KT 1988.XIV.4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 10