Het panel. V.l.n.r.: ir R. Groot, drs P.W. Geudeke, drs E.S. Bos, prof. dr F.J. Orme ling sr (voorzitter)drs F. Boersma, prof. dr F.J. Ormeling jr. pakken te kunnen krijgen. En dat lijkt mij voor een relatief klein land als Ne- derland heel belangrijk, waar er een kompetitie is tussen een aantal univer- siteiten en het ITC. Er moet consensus komen over zo'n denkraam, waarna je kunt ordenen wie met wat bezig is en waarin je prioriteiten kunt stellen. Af- tasten van de gebruikers is nodig, zodat je dan de derde geldstromen in kunt met een goed gefundeerd voorstel dat aangeeft dat het niet ergens anders ge- beurd is, dat er goed is nagedacht over de toepassingen in de praktijk en dat er prioriteiten gesteld zijn. Vraag: Door de snelle ontwikkeling van de Computertechnologie en de op- komst van de 'doe-het-zelf microcom- puterkartering is het maken van kaarten niet langer een monopolie van karto- grafen. De kartografische principes en regels worden daarbij (vaak) veronacht- zaamd of over het hoofd gezien met als gevolg siechte kaarten en prestigever lies van de kartograaf. Ook de geodeet en de fotogrammeter lijden aan een dergelijke 'de-skilling crisis'. Internatio naal ziet men deze vakdisciplines en hun organisaties naar elkaar toe groei- en, maar wat gebeult er nationaal? Er is in Nederland nauwelijks sprake van een diskussie met geödeten, pianolo gen, biologen en anderen, die met lo- katiegebonden informatie te maken hebben. Hoe is dit te verklaren? Is een gezamenlijke benadering van onderzoek en opleiding niet een bittere noodzaak? Bos: In de afgelopen dagen, sprekend over geografische informatie, is talloze malen de noodzaak tot integratie tussen verschillende vakgebieden gehoord. Dat die integratie er moet komen is nauwe lijks meer een diskussiepunt. Ik geloof niet in een 'de-skilling crisis'. Er be- staan van 'nature' reeds vele kontakten tussen geödeten, geografen en kartogra- fen. Veel kartografen zijn van huis uit geodeet of geograaf en van daaruit Eg gen netwerkjes naar de ene of andere kant. In de afgelopen jaren heeft het bestuur van de nvk getracht meer kon- takt tot stand te brengen tussen geöde ten, fotogrammeters, kartografen en remote sensing specialisten. In 1986 heeft op ons initiatief een eerste ge- sprek plaats gevonden tussen de voor- zitters van de Nederlandse Verenigingen voor Geodesie, Fotogrammetrie en Kartografie, met het doel eens af te tasten waar noodzaken en mogelijkhe- den Eggen tot samenwerking en hoe de kontakten tussen de drie verenigingen kunnen worden aangehaald. Wederom op NVK-initiatief vond in 1987 een tweede gesprek plaats waar ook de Kring voor Remote Sensing was verte- genwoordigd. Van onze zijde is toen benadrukt dat het gemeenschappelijke ligt op het gebied van de geografische informatievoorziening. Van mijn kant, dat was niet zozeer een bestuursstand- punt, is toen naar voren gebracht dat we in Nederland toch eigenlijk zouden moeten kunnen komen tot een soort overlappende federatie. De naam zou moeten gaan in de richting van een fe deratie voor geografische informatie voorziening en daarbinnen de huidige verenigingen als zelfstandige verenigin gen met hun typische eigen doelstellin- gen, als dat gewenst is. Inmiddels is een fusie tot stand gekomen tussen de Nederlandse Vereniging voor Foto grammetrie en de Kring voor Remote Sensing, dit laatste tot mijn spijt, on- der de naam Nederlandse Vereniging voor Aardobservatie en Geografische Informatiesystemen. Deze samensmel- ting behoeft op zieh echter geen be- lemmering te zijn om die diskussie met de aanliggende vakgebieden voort te zetten. Een federatie-achtig model van die verenigingen in Nederland, welke zieh op enigerlei wijze bezig houden met karteren en geografische informa tie, lijkt mij de juiste oplossing. Vanuit zo'n federatie kunnen gezamenlijke Problemen worden aangepakt, bijvoor- beeld op het gebied van een nationaal karteringsplan en op het gebied van de opleiding. Mekenkamp: We zouden de zaken toch meer van een praktische kant moeten benaderen en minder van een formele, omdat dat nog niet zoveel oplevert. Naast de reeds genoemde disciplines zijn vele anderen bezig met lokatiege- bonden informatie en men dient goede afspraken te maken over op welke ste- nen men gaat staan, en niet op elkaars tenen. Het is te weinig duidelijk wat kartografie nu eigenlijk is. Bos: Rhind heeft vanmorgen duidelijk aangegeven welke kompetitie er op gang is omdat er zulke grote belangen op het spei staan. Overleg tussen vere nigingen lijkt daarom toch noodza- kelijk. Voorzitter: Alle aanwezigen worden uit- genodigd om, ieder op zijn eigen wij ze, behulpzaam te zijn bij het tot stand komen van een nader overleg tussen de vakgebieden want die samenwerking moet er komen. Vraag: Is het type mensen dat de kar tografie als beroep uitoefent aan het veranderen? Moeten er bij de selektie van personeel nu andere eisen worden gesteld? Wat betekent dit nu voor de beroepsopleidingen? Moet in die oplei- dingen het element 'grafisch ontwer- pen' misschien versterkt worden om als tegengewicht tegen de oprukkende tech- nologie te dienen? Mw Dortland: De topografisch teke- naar moet dezelfde opleiding krijgen, maar wel met een uitbreiding om te le ren werken met Computersystemen. Het type topografisch tekenaar verändert niet, er komt alleen een extra taak bij en daar moet men bij de selektie dus op fetten. Voor mensen die niet met de Computer willen werken kan de karto grafie niet het vak van hun keus zijn. Voorzitter: De konklusie is dus dat het type kartograaf gaat veranderen. R. de Jonge: In de toekomst zullen de ontwerpkapaciteiten van de kartograaf een rol blijven, eigenlijk moeten, spe- 12 KT 1988.XIV.4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 14