Lokatiebeschrijving van topografische Objekten in
namenbestanden
A.P. Versloot
Inleiding
Topografische namen worden dagelijks in vele uiteenlo-
pende situaties gebruikt en niet in de laatste plaats door
kartografen. Vele landen zijn daarom begonnen met het
uitgeven van namenboeken (gazetteers)Was aanvankelijk
de publikatie van een namenboek het hoofddoel en de
Computer een hulpmiddel, met de voortschrijdende auto-
matisering wordt het digitale namenbestand meer en meer
hoofdzaak en het gedrukte namenboek een afgeleid
produkt.
Voor een digitaal namenbestand zijn er verscheidene toe-
passingen. Een van die toepassingen is het ondersteunen
van kartografische werkzaamheden. Zo zal in de toekomst
het aantal van de met behulp van de Computer geprodu-
ceerde kaarten toenemen. De automatisering van de be-
schrifting kan daarbij een onderdeel vormen. Veel van de
beschrifting op en rondom een kaart bestaat uit topony-
men. Als basis voor het vinden van de toponymen is een
digitaal namenbestand een uitstekende bron omdat hierin
in principe alle namen in hun juiste versie en spelling
kunnen zijn opgenomen.
Voor een vlot gebruik van het bestand, ook voor andere
toepassingen, is het een vereiste dat namen volgens geau-
tomatiseerde zoekprocedures uit het bestand geselekteerd
kunnen worden. Bij het selekteren van de namen speien
vanzelfsprekend het onderwerp en de schaal van de kaart
een belangrijke rol. Daarnaast moeten de namen echter
op grond van de geografische positie van het bijbehorend
objekt geselekteerd kunnen worden. Immers, de kaartma-
ker wil de namen weten van de Objekten die binnen de
kaartuitsnede vallen. Elke naam in het bestand dient daar
om te worden vergezeld van een zo exakt mogelijke loka
tiebeschrijving.
Er zijn twee kenmerken die in veel bestaande namen
bestanden worden opgenomen: topografisch(e) kaart -
blad(en) waarop een naam voorkomt en administratieve
eenheid waarin een naamdragend objekt ligt. Met deze
twee kenmerken wordt het mogelijk gemaakt om volgens
die ruimtelijke indelingen (kaartblad en administratieve
eenheid) de namen te selekteren.
De toepassingen van het bestand worden echter nog uitge-
breid als voor iedere willekeurige kaartuitsnede de daarin
voorkomende namen uit het bestand geselekteerd kunnen
worden. In dit artikel wordt op lokatiebeschrijvingen die
dat laatste mogelijk maken ingegaan.
Definitie van objekt en lokatie
Alvorens op de lokatiebeschrijving van Objekten in te
gaan dient eerst het begrip objekt nader te worden om-
schreven. Objekten kunnen in drie klassen worden inge-
deeld: punt-, lijn- en vlakobjekten. Puntobjekten op een
kaart zijn bijvoorbeeld Station, zendmast, school, hune-
bed, maar ook viadukt, grensovergang, grot en heuveltop.
Lijnobjekten zijn bijvoorbeeld wegen, spoorlijnen, water-
lopen en dämmen. Voorbeelden van vlakobjekten tenslotte
zijn landbouwpercelen, bossen, gemeenten, landstreken,
meren en zee-armen.
Het hangt in belangrijke mate van de schaal van de kaart
af of een objekt een punt- of een vlakobjekt is. Goede
voorbeelden hiervan zijn de bewoonde plaatsen (Steden,
dorpen en gehuchten). Op een kaart schaal 1:50.000 zijn
alle bewoonde plaatsen als oppervlakte-objekten weer te
geven. Met kleiner wordende schaal is dat voor steeds
minder plaatsen mogelijk. Op kleinschalige kaarten wor
den bewoonde plaatsen dan ook met een puntsymbool
weergegeven; bij generalisatie vallen ze zelfs weg.
De exakte lokatie van een objekt kan als volgt worden ge-
definieerd: voor puntobjekten is dat het middelpunt, voor
lijnobjekten een lijn die van begin tot eind het midden
van het lineaire lichaam volgt en voor vlakobjekten een
met een gesloten lijn begrensd vlak waarop de topografi
sche naam betrekking heeft. Voor een administratieve
eenheid, maar ook voor bijvoorbeeld een meer of een
bos, is dat vlak veelal vrij eenvoudig vast te stellen, ter-
wijl dat voor landstreken veel moeilijker is. Verder kan
bij ieder vlakobjekt een middelpunt worden aangegeven.
Digitale lokatiebeschrijving
De volgende stap is het opnemen van de lokatie in het di
gitale bestand. Uitgangspunt daarbij zijn kaarten (basis-
kaarten) met daarop ingetekend de lokaties van alle
naamdragende Objekten zoals hiervoor beschreven.
Interaktief grafisch systeem
De eerste mogelijkheid van digitale opslag is om deze ba-
siskaarten in hun geheel te digitaliseren. Ieder punt en
ieder lijnstuk dient 'gelabeld' te worden met bij dat
'labef de naam van het objekt. Met behulp van een inter
aktief grafisch systeem (igs) kan later op een beeldscherm
de gewenste uitsnede uit de kaart worden aangegeven,
waarna de Computer alle daarbinnen liggende punten en
lijnstukken, met bijbehorende namen, kan selekteren.
Naast voordelen heeft deze methode ook nadelen. Voor-
delen zijn de grote geografische nauwkeurigheid bij de
selektie en de mogelijkheid om de namen in een interak
tief proces in de kaart te plaatsen. Nadelen zijn dat de
Computer over veel geheugenruimte moet beschikken, dat
bij iedere wijziging (zoals in het verloop van een lijnstuk)
het bestand moet worden aangepast en dat niet iedere po-
tentiele gebruiker van het namenbestand een igs tot zijn
beschikking heeft. Zeker als het alleen de bedoeling is
KT 1988.XIV.4
33