Selektieprocedures
u
u
om de namen te selekteren ten behoeve van een zetlijst,
die op strippingfilm wordt gezet, is het onnodig en on-
praktisch om met een igs te werken.
Kleinste rechthoek-methode
Er is een methode van lokatiebeschrijving die aan vo-
renstaande bezwaren tegemoet komt. Het principe daar-
van is beslist niet nieuw. In dit artikel wordt het echter
gepresenteerd in verband met een digitaal namenbestand.
De methode zal hier 'kleinste rechthoek' (KR)-methode
worden genoemd. Bij de lokatiebeschrijving wordt onder-
scheid gemaakt tussen punt-, lijn- en vlakobjekten. De lo-
katie van de Objekten wordt in het aan te maken digitale
bestand als volgt omschreven:
puntobjekt: koördinatenpaar in het midden van het Ob
jekt, het zogenaamde centrumkoördinatenpaar.
vlakobjekt: 2 koördinatenparen waaruit een rechthoek
kan worden afgeleid die zo klein mogelijk dient te zijn
(vandaar de naam KR-methode) en toch het hele objekt
moet omvatten. Verder een centrumkoördinatenpaar (xc,
yc) (figuur 1).
lijnobjekt: 4 koördinatenparen (figuur 2), waarvan 2
koördinatenparen respektievelijk het beginpunt (B) en het
eindpunt (E) van het lijnelement aangeven. Tussen deze
twee punten wordt een denkbeeidig lijnstuk BE ge-
konstrueerd, dat de kortste verbinding vormt tussen B en
E. De punten waar het lijnelement maximaal afwijkt van
de ideale lijn BE worden aangegeven met M en M'. Met
behulp van deze 4 koördinatenparen kan een rechthoek
worden gekonstrueerd waar het lijnelement geheel binnen
valt.
Het nadeel van de KR-methode is dat, wanneer een uit-
snede gevraagd wordt zoals uitsnede U in figuur 1, het
objekt ge'identificeerd zal worden als (gedeeltelijk) liggend
binnen die uitsnede U. In zo'n geval zal bij de tekstmon-
tage blijken dat de naam niet in de kaart hoeft. Dit na
deel moet worden afgewogen tegen de voordelen ten
opzichte van de iGS-methode.
Berekeningen
Met de volgende berekeningen kan worden bepaald of Ob
jekten al dan niet (geheel) binnen een gewenste kaartuit-
snede liggen (zie ook de figuren 1, 2, 3 en 5 en
Appendix).
Uitgangspunt is een kaartuitsnede U als in figuur 3.
De koördinaten van U worden steeds met x,, x2, yy2
aangeduid; de koördinaten van de Objekten zijn voorzien
van indices. De in de formules gebruikte afkortingen zijn,
voor zover niet reeds eerder verklaard: p puntobjekt,
v vlakobjekt, 1 lijnobjekt, max maximaal,
min minimaal, c centrumkoördinatenpaar,
4- namen die aan de beschreven vergelijkingen voldoen
en zeker binnen de gevraagde uitsnede liggen,
namen die aan de beschreven vergelijkingen voldoen
en die binnen de gevraagde uitsnede kunnen liggen (zie
eerder omschreven nadeel van de KR-methode).
Puntobjekt:
(X2,Y2)
Figuur 1. 'Kleinste rechthoek' vlakobjekten.
M"
Figuur 2. Kleinste rechthoek' lijnobjekten.
(X„Y2) (X2,Y2)
(X„Y,) (X2,Y,)
Figuur 3. Een willekeurige uitsnede U.
Vlakobjekt (zie figuur 1):
x, <c xvc <c x2 en y, yvc y2 (2)
öf
x. (*vi VX^) x215,1 yvi (yi yvr
öf y. (yv,\/yv2)< y2 en xvl (x,\/x2) xv2 (3)
öf yvl yi yV2 en xvl x, xv2 (4)
tS Xpc^ x2 en y,^ y^ y2 (1)
36
KT 1988.XIV.4