V
bedroeg nu 460.000. De volgende Durchmusterung
kwam tot stand in Cordoba (Argentinie) en zette het
werk van Argelander en Schönfeld voort tot —62° (in
1908) en tot de zuidelijke hemelpool (in 1930). Het werd
uitgegeven onder de naam Cordoba Durchmusterung.
Fotografische atlassen
Tegen het einde van de 19e eeuw kregen sterrenkundigen
de beschikking over een nieuwe methode om grote aan-
tallen sterren nauwkeurig vast te leggen: de fotografie.
Tot de eerste poging in die richting werd in 1887 beslo-
ten op een internationale konferentie in Parijs. De foto
grafische atlas, die Carte du Ciel zou gaan heten, moest
worden samengesteld uit 20.000 platen, elk een stukje
hemel bevattend van 2° x 2°, en het werk werd door
verschillende observatoria, op diverse plaatsen op aarde
ter hand genomen. Op de fotografische plaat werd ook
een ruitennet ingekopieerd, en een interessant detail is
dat elke plaat drie maal werd belicht in een iets verschil
lende positie, waardoor elke ster als drie punten in de
vorm van een klein driehoekje werd afgebeeld. De be-
doeling hiervan was onderscheid te kunnen maken tussen
'echte' sterren en stofjes of beschadigingen op de plaat
(figuur 5). Het werk begon, en vele jaren werd hard ge
werkt aan deze atlas die alle sterren tot magnitude 14
moest tonen, maar is helaas nooit voltooid.
Een ander, minder ambitieus projekt werd wel tot een
goed einde gebracht: de Franklin-Adams Charts. Deze at
las, gepubliceerd in 1914 bestond uit 206 fotografische
platen en toonde sterren tot magnitude 15.
In de jaren tussen 1949 en 1956 werd een fotografische
atlas geproduceerd die tot nu toe niet is geevenaard, de
National Geographie Society - Palomar Sky Survey. De
hemel van de noordelijke pool tot -33° wordt afgebeeld
op 935 paar fotografische platen (een opgenomen met
rood-gevoelige en een met blauw-gevoelige emulsie), en
sterren tot ongeveer magnitude 21 zijn zichtbaar. Er
wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe gefotografeer-
de versie van de atlas en een vervolg voor het zuidelijke
deel van de hemel. De atlas wordt geleverd in de vorm
van echte foto-afdrukken van hoge kwaliteit, en voor de
atlas moet dan ook een flink bedrag worden neergeteld.
Mede door de ontwikkeling van de amateur-astronomie
ontstond behoefte aan meer betaalbare fotografische atlas
sen, en de Duitse amateur Hans Vehrenberg heeft zieh in
dit opzicht zeer verdienstelijk gemaakt. In 1963 publi-
ceerde hij (in foto-offset druk) zijn Falkauer Atlas, met
sterren tot magnitude 13, en kort daarna volgde Atlas
Stellarum 1950.0, tot magnitude 14.
Hoewel fotografische atlassen het voordeel bezitten een
foutloze en nauwkeurige registratie van de hemel te zijn,
hebben ze ook een paar nadelen. In de eerste plaats ont-
breken de namen van sterrenbeelden, sterren en Objekten
(zoals sterrenhopen, nevelsen melkwegstelsels), zodat een
andere atlas of katalogus nodig is ter identifikatie. Ver
volgens is het vaak zo dat heldere sterren, of nevels en
sterrenhopen, zodanig overbelicht zijn dat een aantal
zwakkere sterren in de direkte nabijheid verloren gaat.
Een derde nadeel is het feit dat de fotografische plaat de
helderheden van sterren anders registreert dan het mense-
lijk oog. Met name rode sterren hebben op een zwart/wit
foto een geringere helderheid dan met het oog waargeno-
men, omdat een orthochromatische zwart/wit film minder
gevoelig is voor rood licht. Het herkennen van sterren-
o-
Figuur 4. Detail uit Bonner Durchmusterung van Friedrich Wil
helm Argelander, met de Pleiaden in het sterrenbeeld de Stier.
Figuur 5. De sterrenhoop M36, zoals te zien op een kaart uit
de Carte du Ciel.
KT 1988.XIV.4
45
3
5 3
m
0 2
5.
«4 1
ABSC
ISSES
4
r
4
*A
4
j,
-
t
4
t -
A
V
4 4
.-.
4
-
4"