bouwpolitiek van de Europese Gemeenschap een grote rol speien. De kaart van de boterbalans laat zien dat Nederland de grootste 'overproduktie' heeft aan boter en daarmee de grootste exporteur is. Het aantal landen met een tekort aan boter is klein: Groot-Brittannie, Italie en Grieken- land, maar uit de hoogte van de kolommen is af te lezen dat hiervan alleen Groot-Brittannie een grote markt voor boter heeft. De konsumptie per hoofd van de bevolking van groente, fruit, graan en vlees is volgens de gegevens van kaart B in de zuidelijke landen groter dan in het noorden van de eg. Er is overeenkomst met de gegevens uit kaart A: lan den met veel boteroverschotten kennen ook een groot vleesoverschot. In het zuiden is er een groot overschot aan groente en fruit, met Nederland als enige land in het Noorden met veel groente. De verdeling tussen grote en kleine bedrijven (zie kaart C) verschilt sterk tussen de verschillende landen van de eg. Italie en Griekenland hebben veel kleine bedrijven; samen met een hoog aandeel van de landbouwers in de beroepsbevolking wijst dit op een onderontwikkelde land- bouw. De positie van Nederland met een laag aandeel landbouwers in de beroepsbevolking en een grote export, duidt op het omgekeerde. Kaart E levert een vergelijkbaar beeld op: Italie en Frankrijk als grootste landen hebben het grootste aandeel in de eg landbouwproduktie, maar Nederland levert meer dan het veel grotere Griekenland. Kaart D (visserij) geeft een met de landbouw vergelijk baar beeld: Nederland en Denemarken hebben weinig vissers en een kleine vloot vergeleken met de totale vangst. Voor de meeste andere landen liggen deze verhou- dingen omgekeerd. Energie Kaart A levert het te verwachten beeld op van een hoger energieverbruik in de meest geindustrialiseerde delen van de gemeenschap. Aardolie en aardgas zijn in de meeste landen de belangrijkste bron van energie, alleen in Luxemburg is steenkool het belangrijkst. Hydro- elektriciteit is maar in enkele landen een belangrijke energiebron; voor kernenergie geldt hetzelfde. De enorme vondsten van aardgas en aardolie hebben in het Noord- zeegebied een groot aantal leidingen en oliehavens tot ge- volg gehad. In Zuid-Italie komt een groot deel van het aardgas via een pijpleiding uit Algerije (en gaat niet naar Algerije, zoals abusievelijk is vermeld), terwijl de raffinage-kapaciteit daar meer met regionale economische politiek te maken heeft, dan met een grote markt. Toerisme Op de hoofdkaart is te zien dat het dag- en weekendtoe- risme zieh in hoofdzaak rond de bevolkingscentra af- speelt, het zomertoerisme aan de kusten en in de bergstreken, het wintertoerisme in de Alpen. De enige kusten waar 's winters de toeristen komen zijn de Algar ve, de Costa del Sol en de Cöte d'Azur. De overnachtingen in hotels (kaart C) toont duidelijk de vooraanstaande positie van Spanje en, merkwaardig ge- noeg, het Verenigd Koninkrijk. Een verklaring voor de positie van dit land zou gelegen kunnen zijn in het mee- tellen van 'bed and breakfast'-overnachtingen, maar waar- schijnlijk is dit niet. Kaart D zou het karakteristieke van toeristenplaatsen moeten aangeven; voor Zandvoort is dit aardig gelukt (de koncentratie op het Strand), maar voor Freiburg is ondui- delijk gebleven waarom daar nu veel toeristen heen gaan. Economie De hoofdkaart (buitenlandse handel) wordt ontsierd door een grote fout in de legenda: de opec-landen zijn daar met geel weergegeven, in plaats van met rood, de 'overi ge landen' met blauw in plaats van paars. Gelukkig is uit de volgorde binnen de cirkels goed de kleur te bepalen. De landen die bij de zes oprichters van de eg hören, hebben een veel grotere buitenlandse handel dan de overi ge lidstaten, met uitzondering van het Verenigd Konink rijk. De Bondsrepubliek en Nederland zijn de landen waar de export de import duidelijk overtreft. Bij vergelijking van de kaarten C (prijsniveau, maar een betere titel zou zijn inflatie) en D (personenauto's) op pa- gina 13 en de kaart op pagina 8 valt steeds de positie op van enerzijds de Bondsrepubliek (sterkste economie) en anderzijds Ierland, Portugal en Griekenland (zwakste eco- nomieen). Ten dele komt dit ook terug bij kaart B over werkloosheid, zij het dat hier door andere telmethoden en definiering een niet geheel betrouwbaar beeld ontstaat. EG in de wereld Drie anamorfoses maken een vergelijking van de EG met andere delen van de wereld mogelijk. De keus om bij de anamorfoses enigszins rekening te houden met de vorm van het betrokken werelddeel maakt herkenning ervan iets eenvoudiger, maar de vergelijking onderling qua grootte iets moeilijker. Zeer duidelijk is het vrijwel verdwijnen van Afrika bij het bruto nationaal produkt te zien en het domineren van Zuid-Azie, China, Mongolie en Korea bij de bevolking. Kaart D toont de verschillende handelsposities van dezelf- de delen van de wereld als de kaarten A t/m C. Het grootste deel van de in- en uitvoer van de eg blijkt zieh af te speien tussen een drietal landengroepen: het Midden-Oosten, Noord-Amerika en Europa buiten de eg (minus de Sovjet-Unie). Voor de eg is Afrika van weinig belang, omgekeerd is dit echter niet het geval. Buiten Europa zijn in Afrika een groot aantal landen met de eg geassocieerd (kaart G), terwijl een groot aantal ei- landen verspreid over de hele wereld direkte en indirekte banden met de eg hebben. Bevolkingsspreiding Het was niet de bedoeling het atlasje als een nachtkaars uit te laten gaan; met dit kaartje lijkt het er wel op. De verstedelijking van Europa is helder zichtbaar: het lint längs de Rijn en de grote koncentraties rond Parijs en Londen laten zien dat er in 25 jaar eg geen fundamentele wijziging is gekomen in de centra van de economie, c.q. de bevolking. Tenslotte Aan het maken van een atlasje, vanaf het idee voor een onderwerp tot het vouwen en nieten van de gedrukte exemplaren, zit meer vast dan niet-kartografen vaak be- seffen. De Studenten die aan dit atlasje hebben meege- werkt hebben dit geweten: er ging vaak meer tijd in Lees verder op blz. 57 KT 1988.XIV.4 53

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1988 | | pagina 55