Waarnemingsniveaus
In de kaart zijn drie waarnemingsniveaus gekreeerd.
De landschapsstruktuur is op het eerste waarnemingsni-
veau weergegeven. In tegenstelling tot de verwachting is
niet de vegetatie op waarnemingsniveau 2 gesteld maar de
topografie. Dit is gedaan met het oog op het al eerder
genoemde belang hiervan. Dientengevolge werd de vege
tatie op het laatste niveau weergegeven.
Landschapsbeschrijving ('physiographie')
Het landschap is onderverdeeld in drie subgroepen:
De eerste groep ('Ensemble detritique') bestaat uit vier
landschappelijke eenheden: droge, onbegroeide, steile
gebieden en voetvlakten, gekenmerkt door erosiever-
schijnselen, rotsachtige ondergronden en puinsteenbe-
dekking.
Groep 2 ('Ensemble sablonneux') omvat zeven land
schappelijke eenheden met een woestijnkarakter: zand-
vlakten met plaatselijk duinvorming door
zandtransport. De voorkomende vegetatie bestaat uit
grassen, struikgewas en geboomte, waarvan het bedek-
kingspercentage varieert per eenheid.
Een zestal landschappen vormt samen de derde groep
('Ensemble des mares et des vallees'): rivierbeddingen,
poelen en valleien. De bodem is vochtig tot zeer voch-
tig en relatief vegetatierijk met uitzondering van de
diepe poelen.
Het in kultuur gebrachte gebied ('Terres cultivees') vormt
in feite een vierde groep en is voornamelijk gelegen längs
de Karakorarivier en bij nederzettingen en stuwen.
Duidelijk is dat voor de beschrijving van de landschaps-
eenheden geen vaste kriteria zijn aangenomen: geomorfo-
logie, bodem en vegetatie worden afwisselend per eenheid
toegepast.
De hoofdgroepen vertonen duidelijk kwalitatieve verschil-
len. De eenheden binnen de groepen tonen daarnaast een
verwantschap. Er is geen kwantitatieve of geordende over-
eenkomst. Kleursoort was daarom de meest toepasselijke
visuele variabele. Selektie van de hoofdgroepen is moge-
lijk gemaakt door de keuze van vaste groepen binnen het
kleurengamma.
Konsekwente toepassing van kleursoort zonder waarneem-
baar verschil in grijswaarde zou echter leiden tot een
kaart waarin alle eenheden als van gelijke rangorde zou-
den overkomen. Dit werd tegenstrijdig geacht met het
doel van de kaart, die enerzijds zo duidelijk mogelijk de
landschappelijke eenheden en hun onderlinge relaties zou
moeten tonen en anderzijds de geschiktheid c.q. onge-
schiktheid voor herbeplanting.
Satellietopname (Landsat 1,2, 3) van het in kaart gebrachte gebied (Appam-projekt) in Mauritanie.
KT 1988.XIV.4
55