Operationele digitale bodembedekkingskaart 1:50.000 J.W. Jansens, F.J. Ormeling en U. Uiterwijk Inleiding Voor de Beleidscommissie Remote Sensing (bcrs) is met bovenstaande titel een onderzoeksprojekt uitge- voerd dat als doel had de gebruiksmogelijkheden van satellietbeelden ten aanzien van topografische en pia nologische toepassingen na te gaan. Het lag in de be- doeling op deze manier in Nederland ervaring op te doen welke ook eiders, met name in ontwikkelings- landen, toe te passen zou zijn. Om een zo groot mogelijke geldigheid voor de resulta- ten te verkrijgen, is gekozen voor een gebied dat uit verschillende landschappen bestond en met name zowel klei- als zandgebieden bevatte. Om een optimale verge- lijking met bestaand kaartmateriaal mogelijk te maken, is gekozen voor een gebied met dezelfde uitsnede als een blad van de Topografische Kaart van Nederland 1:50.000. Binnen de dan nog openstaande opties is de keus gevallen op de uitsnede overeenkomend met blad 39 Oost, Tiel, van de serie 1:50.000, vanwege de piano logische belangstelling voor dit gebied, die zieh uit in de plannen voor bebouwing van het Binnenveld1, de ontgrondingen längs de rivieren, de rekreatieplannen en het Plan Ooievaar2. Landschapsbeschrijving Het landschap van het gebied is zeer gevarieerd en heeft een Sterke dynamiek. Karakteristiek voor het ge bied is de grote afwisseling tussen hoog en laag en tus- sen droog en nat. Door deze rijkdom aan gradienten is het gebied vanouds ook bijzonder vanwege een rijke flora en fauna. Eigenlijk is er sprake van drie verschillende land- schapstypen: het landschap van de Gelderse Vallei, het landschap van de stuwwallen, en het rivierenlandschap. Ieder landschap wordt gekenmerkt door een typerende waterhuishouding, karakteristieke reliefvormen en bo- demtypen, een eigen flora en een karakteristieke okku- patiegeschiedenis en verkaveling. Vanwege deze speci- fieke eigenschappen heeft ieder landschapstype specifieke mogelijkheden en beperkingen voor mense- lijk gebruik van het land. Zo is de Gelderse Vallei lange tijd te nat geweest voor intensief gebruik. Tot op de dag van vandaag vindt men er hooilanden en enige natte natuurgebiedjes. Al leen op de hogere en drogere zandruggen zijn wegen aangelegd en boerderijen gebouwd. Aan de randen van de vallei op de dichtbebouwde zandruggen is de ruimte voor een economisch verantwoorde bedrijfsvoering voor melkveehouderij en akkerbouw te krap geworden, en is men overgegaan op gemechaniseerde slacht- of pluimveefokkerij. De flanken van de stuwwallen zijn al in de vroege Mid- deleeuwen in gebruik genomen voor akkerbouw. Men paste hier het drieslagstelsel toe. Als gevolg hiervan vindt men plaatselijk nog hoge bouwlanden met een dik eerddek, die tot op heden goed geschikt zijn voor akkerbouw. Waar de flanken van de stuwwallen breed genoeg zijn en waar zandruggen het kleiige en venige valleigebied insteken, zijn nederzettingen ontstaan zo- als Bennekom, Ede en Achterberg. Op strategische plekken längs de rivier zijn de vestingstadjes Wagenin gen en Rhenen gesticht. Het rivierengebied is al in de Romeinse tijd een belang- rijk doorgangsgebied geweest. Permanente vestiging was er echter een hachelijke zaak. Pas toen de rivieren in de achttiende eeuw bedijkt werden heeft men het land ertussen produktiever en met minder risiko kun- nen benutten. De nederzettingen koncentreerden zieh op de hogere oeverwallen en stroomruggen. Hier vindt men thans ook nog akkerbouw en boomgaarden, aan- gezien de bodem hier vrij zavelig of zandig is. In de gebieden tussen deze wirwar van ruggen en ruggetjes liggen lagere gebieden met zware kleien. Deze zoge- naamde komgronden zijn slechts geschikt als weiland. De snelle ontwikkelingen van de laatste eeuw hebben deze landschapspatronen versterkt. In het agrarisch ge bied zijn echter vele bomenlanen en houtwallen ver- dwenen, en hebben boomgaarden, akkers en heidevel- den plaats gemaakt voor weiland. De overgebleven akkerbouwgebieden worden met name gebruikt voor de intensieve produktie van mai's ten behoeve van vee- voeder. Op de stuwwallen zijn de afgelopen eeuw uitgestrekte bosgebieden aangelegd voor de houtproduktie en ter beteugeling van de stuifzanden. Tegenwoordig bieden de bossen plaats aan campings, militaire oefenterrei- nen, woningen, onderzoeksinstituten en vuilstortplaat- sen. Hierdoor worden de rust en natuurwetenschappe- lijke waarden van de bossen, en met name ook van de gradientrijke bosranden ernstig bedreigd. Min of meer los van de abiotische ondergrond van het gebied is een nieuw patroon ontstaan van moderne landgebruiksvormen, zoals autosnelwegen, spoorlijnen, industrieterreinen en rekreatieparken. Tevens hebben alle dorpen en Steden in het gebied een sterke groei KT 1989.XV.1 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 21