vlakte) tot bijna 0,5 (gehele oppervlakte wordt gedomi-
neerd door een kaartvlak). Höge waarden duiden over
het algemeen op geringe complexiteit van het
kaartbeeld.
Voor KF1, KF2, KF3 en KF5 zijn de oppervlaktes per
polygoon gelijk, wat resulteert in minimale
oppervlaktedispariteit-indices. De grootteverschillen
zijn het duidelijkst voor KF6, wat tot uiting komt in
een hoge index-waarde.
Opzet van het onderzoek
Voor een gebied bij Mander (Overijssel) zijn bij de
Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) per rastercel
van 50 X 50 m gegevens aanwezig van een variabele A
en een variabele B. Beide datasets zijn in maximaal 10
klassen verdeeld met behulp van verschillende klassifi-
katietechnieken. In totaal werden 90 verschillende klas-
sifikaties uitgevoerd, waardoor 90 verschillende kaarten
werden verkregen. Voor iedere kaart werden de waar
den van de zes geselekteerde complexiteitsindices bere-
kend. Vervolgens werden korrelatiekoefficienten tussen
deze indices bepaald.
Om na te gaan welke index het best de complexiteit
van een kaartbeeld weergeeft is het volgende experi-
ment uitgevoerd. Twee series kaarten werden tegelijker-
tijd aan 28 proefpersonen (de meeste met weinig karto-
grafische kennis) uitgereikt. De eerste serie betrof zes
verschillende klassifikaties van de dataset A; de tweede
serie bestond uit zeven verschillende klassifikaties van
de dataset B. Op alle dertien kaarten waren vier klas
sen onderscheiden. ledere proefpersoon werd eerst
gei'nformeerd over de bedoeling van de test. Vervolgens
werd gevraagd binnen vijf minuten beide series te rang-
schikken naar toenemende complexiteit van het kaart
beeld. Bij twijfel over de volgorde kon aan twee of
meer kaarten dezelfde complexiteit worden toegekend.
Vrijwel alle deelnemers hadden weinig of geen karto-
grafische kennis.
Door de opgegeven volgordes van complexiteit te verge-
lijken met de waarden van de zes complexiteitsindices
is nagegaan welke index het best de door een kaartlezer
ervaren complexiteit van een kaartbeeld weergeeft.
Statistische vergelijking
De korrelatiekoefficienten tussen de zes complexiteits
indices zijn weergegeven in tabel 1. De hoge absolute
waarden in deze tabel duiden erop dat een aantal indi
ces hetzelfde weergeeft. In feite zijn alle indices op de
oppervlaktedispariteit-index na zeer sterk met elkaar
gekorreleerd. Gelijktijdige berekening van deze com-
plexiteitsmaten is dan ook niet zinvol. De oppervlakte-
dispariteit-index is siecht gekorreleerd met alle andere
indices en vertegenwoordigt kennelijk een ander aspekt
van een kaartbeeld.
Tabel 1. Korrelatiekoefficienten (xlOOO) tussen zes verschil
lende complexiteitsindices.
AG: aggregatie-index; KP: kompaktheid-index; GK:
grenskontrast-index; FI: fragmentatie-index; Gl: grensindex;
OD: oppervlaktedispariteit-index.
Visuele beoordeling
De tabellen 2 en 3 geven de resultaten weer van de be
oordeling op complexiteit van de twee series kaarten
door 28 proefpersonen. Door per kaart een gemiddelde
rangschikking (Cgem6) uit te rekenen kunnen de kaar
ten op volgorde van toenemende complexiteit worden
gezet. Dit is in de tabellen 2 en 3 gebeurd: AI en B1
zijn het minst complex (laagste Cgem); A6 en B7 zijn
het meest complex (hoogste Cgem).
In testset A was kaart AI duidelijk het minst complex:
alle proefpersonen waren het daarover eens, al zagen
zes personen geen verschil met kaart A2. Het onder-
scheid tussen kaarten A4 en A5, en B4 en B5 is mi
niem. Over het algemeen werd het rangschikken van
testset B moeilijker gevonden dan het rangschikken van
testset A. Dit blijkt ook uit het feit dat de volgorde
van de 4 meest complexe kaarten van testset B erg ver-
schillend is beoordeeld.
Complexiteitsmaten en visuele beoordeling
In de tabellen 4 en 5 zijn de complexiteitsindices die
berekend zijn voor de dertien testkaarten weergegeven.
Voor testset A blijken vier maten de door de proefper
sonen ervaren complexiteit juist te voorspellen (zie
Tabel 2. Interpretatie van de complexiteit van testset A (6
kaartendoor 28 proefpersonen. Per kaart is de verdeling
van het aantal proefpersonen over de 6 plaatsen in de rang
schikking naar toenemende complexiteit (C) weergegeven.
C Kaarten van testset A
28
Cgem gemiddelde rangschikking per kaart6.
KT 1989.XV.1
AG
KP
GK
FI
Gl
OD
AG
1000
979
-819
-898
-999
065
KP
979
1000
-689
-792
-972
-042
GK
-819
-689
1000
984
834
-291
FI
-898
-792
984
1000
911
-235
Gl
-999
-972
834
911
1000
-076
OD
065
-042
-291
-235
-076
1000
AI
A2
A3
A4
A5
A6
1
28
6
0
0
0
0
2
0
22
0
0
0
0
3
0
0
27
1
0
0
4
0
0
1
15
12
0
5
0
0
0
9
14
5
6
0
0
0
3
2
23
Cgem
1,0
1,8
3,0
4,5
4,6
5,8