Konklusies en samenvatting 30 nen. Ook de aggregatie-index en de kompaktheid-index bieden dan geen uitkomst. De complexiteit van de kaart kan in zo'n geval bepaald worden met behulp van de grens-index. Deze maat is wel bruikbaar omdat niet uitgegaan wordt van basiseenheden maar van po- lygonen. Bij het produceren van een choropleetkaart is het be- langrijk om informatie zo duidelijk mogelijk te presen- teren. De complexiteit van choropleetkaarten kan door gebruik te maken van complexiteitsmaten objektief worden vergeleken. Uit de literatuur zijn zes van deze maten geselekteerd. Vier indices blijken de door proef- personen ervaren complexiteit goed weer te geven. Een statistische vergelijking tussen deze maten laat zien dat ze onderling sterk gekorreleerd zijn. Een gevolg hiervan is dat men zieh kan beperken tot het berekenen van een maat. De fragmentatie-index ligt qua eenvoud en bere- keningsgemak het meest voor de hand. Door bij het vervaardigen van choropleetkaarten met de fragmentatie-index als beoordelingsfaktor rekening te houden wordt de leesbaarheid van het produkt ver- hoogd. Over het algemeen zal dit leiden tot een betere informatie-overdracht. Gewaakt moet echter worden voor een te Sterke vereenvoudiging van een kaartbeeld. Het effekt van de geringe kaartcomplexiteit kan dan teniet worden gedaan door het informatieverlies dat optreedt als gevolg van het weglaten van voor de kaart- lezer belangrijke details. Verder onderzoek is noodza- kelijk om een waarde van de fragmentatie-index te kunnen vaststellen waarbij de informatie-overdracht maximaal is. Noten M.C.S. Wopereis en A.K. Bregt hebben het hier beschreven onderzoek uitgevoerd bij de Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) te Wageningen. Dit instituut is per 1 januari 1989 opgegaan in het Staring Centrum. 1. muller (1975) definieert de aggregatie-index (AG) als: n n n n AG E E ab, Z Z a„ i=lj=l i=lj=l J waarin: n aantal basiscellen; a^ 1 als cellen i en j aan elkaar grenzen, =0 als dat niet het geval is of als i=j; aby 1 als i en j buurcellen zijn en in dezelfde klasse Val ien, abIJ =0 in alle andere gevallen, ook als i=j. 2. muller (1975) nöemt een groep van i cellen van gelijke klasse kompakt indien i-1 cellen grenzen aan een andere gelijke cel terwijl op z'n minst i-2 paren van die i-1 om- gevende cellen aan elkaar grenzen. Aantal en grootte van kompakte gebieden bepaalt de 'totale kompaktheid' (TKP) van de kaart: 9 TKP L W(i) xE(i) i 3 waarin: W(i) aantal cellen in kompakt gebied; E(i) aantal groepen van i kompakte cellen. TKP is in deze Studie omgezet in de kompaktheid-index door te delen door de maximale TKP-waarde. 3. muller (1975) definieert het totale grenskontrast (TGK) van een kaart als het aantal maal dat drie onderling aan grenzende cellen alle tot een andere klasse behoren. TGK is in deze Studie omgezet in de grenskontrast-index door te delen door de maximale TGK-waarde. 4. MONMONtER (1974) definieert de fragmentatie-index (FI) als: FI (M-1)/(N-1) waarin: M aantal polygonen en N aantal basiseenheden. 5. De oppervlakte van iedere polygoon wordt gedeeld door de totale oppervlakte van de kaart. Vervolgens worden deze proportionele oppervlaktes P gerangschikt van klein naar groot. De X-as wordt in m gelijke stukjes verdeeld, waarbij m het aantal polygonen voorstelt. Voor iedere po lygoon j, beginnend bij het kleinste, wordt vervolgens de vector Yj uitgezet op de Y-as, waarbij Yj de kumulatieve proportionele oppervlakte voorstelt van alle polygonen kleiner dan j en van j zelf. X- en Y-as lopen van 0 tot 1. De oppervlakte tussen diagonaal en kurve bepaalt de size- disparity index. (Zie o.a. yeates, 1968.) 6. Voor kaart A4 wordt dit bijvoorbeeld: Cgem (1 x0+2x0+3xl 4xl5 5 x9 6x3)/28 4,5 (zie tabel 2). Literatuur Ankum, L.A., A.K. Bregt, J. Denneboom en Y. van Randen (1987), Bodemkaart van Nederland in rastervorm: fout bij verrasteren. Kartografisch Tijdschrift XIII.2, pp. 35-39. Chang, K. (1978), Visual Aspects of Class Intervals in Cho- roplethic Mapping. The Cartographic Journal 15, pp. 42-48. Dent, B.D. (1985), Mapping Enumeration Data: The Choro- pleth Map. In: Principles of Thematic Map Design. Addison- Wesley, Reading, Mass., pp. 192-222. MacEachren, A.M. (1982), Map complexity: Comparison and Measurement. The American Cartographer 9, pp. 31-46. Monmonier, M.S. (1974), Measures of Pattern Complexity for Choroplethic Maps. The American Cartographer 1, pp. 159-169. Müller, J.C (1975), Definition, measurement, and compari son of map attributes in choroplethic mapping. Proceedings, Association of American Geographers 7, pp. 160-164. Müller, J.G (1976), Objective and Subjective Comparison in Choroplethic Mapping. The Cartographic Journal 13, pp. 156-166. Olson, J. (1972), Autocorrelation as a measure of map com plexity. American Congress on Surveying and Mapping. Pro ceedings, pp. 111-119. Yeates, M.H. (1968), An introduetion to quantitative analysis in economic geography. New York: McGraw-Hill. KT 1989.XV.1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 32