DEMETER: digitale wegenkaarten voor autonavigatiesystemen L. Heres Inleiding ledere automobilist die wel eens alleen naar een onbe- kend adres in een onbekende stad heeft moeten zoeken, weet hoe lastig dat kan zijn, ook al beschikt hij over nog zulke goede kaarten en ook al is hij een nog zo goed kaartlezer. Het is gewoonweg ondoenlijk om tege- lijkertijd en op de weg en het verkeer te letten en op een kaart bij te houden waar men zieh bevindt. De eerste pogingen om iets aan dit hinderlijke pro- bleem te doen, dateren al uit het begin van deze eeuw (french, 1987). Erg suksesvol waren deze echter niet en decennia lang is het dan ook opmerkelijk stil aan het autonavigatiefront geweest. Sinds een aantal jaren is er echter sprake van een reeks nieuwe aktiviteiten. Hier zijn twee oorzaken voor aan te wijzen: de ontwikkeling van steeds sneller en goed- koper wordende mikroprocessoren en de uitvinding van de Compact Disc (cd). De nieuwe mikroprocessoren brengen een ongekend grote rekenkracht binnen het be- reik van de konsument. De cd maakt het mogelijk om een enorme hoeveelheid gegevens op te slaan, in kom- binatie met een grote robuustheid en een gemakkelijke toegankelijkheid. Het aantal navigatiesystemen dat momenteel in ont wikkeling is loopt zeker in de tientallen. De funktione- le karakteristieken van deze Systemen lopen echter sterk uiteen: sommige beperken zieh tot het bepalen van de positie van het voertuig en het weergeven van deze po- sitie op een klein beeldscherm; andere Systemen kun- nen ook een route plannen naar een ingetoetste be- stemming en geven de automobilist audio-visuele instrukties hoe hij moet rijden om die bestemming te bereiken. Autonavigatiesystemen kunnen grofweg in twee hoofd- groepen worden verdeeld: autonome en niet-autonome Systemen. Een autonoom systeem heeft alle komponen- ten 'aan boord' en kan derhalve zonder steun van bui- ten funktioneren. Bij een niet-autonoom systeem be vindt een gedeelte van de systeemkomponenten zieh niet in het voertuig zelf, maar in een extern objekt, bij- voorbeeld een baken of satelliet. Voorbeelden van autonome Systemen zijn het Carin- systeem van Philips en het Eva-systeem dat door de Duitse firma Bosch-Blaupunkt wordt ontwikkeld. Dit artikel zal zieh vooral met deze twee Systemen bezig houden. Systeemfunkties Een gebruiker zal eerst het systeem moeten verteilen waar hij naar toe wil. Dit doet hij door een straatnaam of een objektnaam in te typen, aangevuld met de plaatsnaam van de stad of het dorp waarin genoemde straat of objekt ligt. Als deze namen niet uniek zijn, dan vraagt het systeem om aanvullende gegevens, bij- voorbeeld een provincienaam. AI deze informatie wordt door het systeem vertaald in een uniek identifikatienummer voor het betreffende wegelement of in een paar koördinaten voor het ge noemde objekt. De systeemfunktie die deze dialoog met de gebruiker voert en die zorg draagt voor de ver- taling heet adreskonversie. Hierna begint het systeem te zoeken naar de meest ge- schikte route. Daarbij wordt getracht om de af te leg- gen afstand, het aantal te passeren kruisingen en het aantal afslagen te minimaliseren, terwijl er tegelijker- tijd op zaken wordt gelet als wegklasse, eenrichtings- verkeer en afslagverboden. De systeemfunktie die deze optimale route berekent Staat bekend als routeplanning (figuur 1). Het systeem geeft vervolgens met een pijltje aan in welke richting, hemelsbreed gezien, de bestemming ligt, zodat de bestuurder een eerste aanwijzing heeft welke kant hij op moet rijden. Bij de eerste kruising of split- sing die hij tegenkomt krijgt hij een mondelinge in- struktie of hij links of rechts dient af te slaan. Hoort hij niets, dan mag hij aannemen dat hij rechtdoor moet rijden. Bij meer ingewikkelde kruisingen, waar niet zonder meer met termen als 'linksaf' of 'rechtsaf' gewerkt kan worden, wordt de instruktie visueel on- dersteund door middel van een pictogram (figuur 2). Deze systeemfunktie heet routebegeleiding. Het systeem dient steeds te weten waar het voertuig zieh daadwerkelijk bevindt. Dit is nodig om de rij- instrukties op het juiste moment te kunnen geven en om te kunnen konstateren of de bestuurder van de ge- plande route is afgeweken. De systeemfunktie die daar- voor zorgt wordt positiebepaling genoemd. De positie wordt in eerste instantie bepaald met behulp van een kompas, een afstandsmeter en wielsensoren (die de draaiing van de Wielen meten). Deze wijze van positie bepaling is echter niet erg nauwkeurig en na 1 km rij den zal de berekende positie gemiddeld zo'n 25 m af- wijken van de 'werkelijke' positie. Het systeem kan de positie echter korrigeren door deze te vergehjken met de posities van de wegen wegassen), zoals die in het 34 KT 1989.XV.1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 36