Het onderwijs
Het begrip 'atlas' is voor velen onverbrekelijk verbon-
den met het onderwijs. Afgezien van het universitair en
sommige vormen van het hoger beroepsonderwijs lijkt
het onderwijs voor deze atlassen echter een nog weinig
interessante markt. Zelfs voor de hier genoemde vor
men van onderwijs geldt dat slechts in een beperkt
aantal studierichtingen topografische kaarten een rol
speien. De atlassen hebben er in geringe mate toegang
gevonden. Meestal blijft het beperkt tot een paar bi-
bliotheekexemplaren. In de bibliotheken van de Geo-
grafische Instituten aan onze universiteiten blijkt het
meestal de bibliothekaris te zijn, die op een vraag van
een Student naar 'de topografische kaart van Kommer-
zijk naar de topografische atlassen verwijst.
In het algemeen kan gesteld worden dat in het Neder-
landse onderwijs de topografische kaart tot nu toe
nogal stiefmoederlijk is behandeld. Dat is nogal op-
merkelijk omdat in de didaktiek van het vak aardrijks-
kunde althans in theorie veel waarde aan deze kaart
wordt gehecht. En dat werd reeds vroeg onderkend. AI
in 1967 schrijft Baaiyens9 dat het gebruik van wand-
kaarten en thematische kaarten niet mogelijk is, als
niet eerst plattegronden en topografische kaarten goed
zijn doorgewerkt. Hij noemt het gebruik van topografi
sche kaarten zelfs 'onmisbaar' (p. 157) op de basis-
school. Noch op de basisschool, noch in het voortgezet
onderwijs is daar echter veel van terecht gekomen. In
de meest gebruikte aardrijkskundemethoden van het
voortgezet onderwijs wordt in de brugklas enige aan-
dacht aan deze kaarten besteed, maar daarna worden
ze niet meer als informatiebron gebruikt. Dit heeft on-
getwijfeld te maken met het feit dat de Nederlandse
aardrijkskunde altijd meer op de principes van Von
Humboldt was gebaseerd, dan op die van de Fransman
Vidal de la Blache. Anders gezegd: er was altijd meer
belangstelling voor algemeen geldende thematisch geor-
dende informatie, dan voor konkrete regionale infor-
matie, waarbij het accent op de verschillen tussen ge-
bieden ligt. Tussen 1980 en 1988 werden voor het vak
aardrijkskunde in het lbo/mavo, het havo en het vwo
72 landelijke examens centraal schriftelijk afgenomen.
Slechts bij zeven van deze examens is ooit een fragment
van een topografische kaart gebruikt. Van de 3000 op-
gaven in deze examens, waren er slechts twintig die eni
ge relatie hadden met deze kaartfragmenten. Bovendien
hadden deze kaartjes meer een illustratieve, dan een in-
formatieve of toetstechnische funktie bij deze opgaven.
Het is echter niet ondenkbaar dat er in dit opzicht iets
aan het veranderen is. Het is waarschijnlijk niet toeval-
lig dat zes van de zeven genoemde voorbeelden in het
laatste examenjaar (1988) aan de orde kwamen.
Sinds 1988 is het 'Nederlandse Landschap' voor havo
en vwo een verplicht examenonderwerp, terwijl nieuwe
regionale onderwerpen op Stapel staan. Bij beide on-
derwerpen lijkt het gebruik van topografische kaarten
voor de hand te liggen. De bijgesloten folder maakt
met een oogopslag duidelijk wat een topografische
kaart voor het onderwerp Landschap kan betekenen.
De droogmakerijen Schermer, Beemster en Starnmeer-
polder tekenen zieh door hun verkavelingsstruktuur en
nederzettingspatroon haarscherp af tegen de wel zeer
vroeg ontgonnen veengebieden als de Eilandspolder en
de Westwouderpolder. Deze veengebieden wijken onder
andere door het slotenpatroon weer duidelijk af van
het klei-op-veengebied van de Oosterzijlpolder ten Wes
ten van de smalle tuinbouwgordel tussen Akersloot en
Boekel die direkt als een duinontginning op een oude
strandwal te herkennen is: vier konkrete landschappen
op een dubbelpagina!10
Uit alles blijkt dat dit soort konkrete regionale kennis
en kaartgebruik in het onderwijs nieuwe kansen gaan
krijgen. De onlangs gepubliceerde eindtermen voor het
nieuwe voortgezet basisonderwijs (de nieuwe opzet
voor het onderwijs aan alle 12- tot 16-jarigen) maken
dat meer dan duidelijk. Niet alleen worden allerlei
konkrete regionale onderwerpen nadrukkelijk ge-
noemd, maar atlas- en kaartgebruik hebben in dit pro-
gramma een prominente plaats gekregen (zij het ook,
dat bij de kaarttypen die genoemd worden wel allerlei
toeristische kaarten vermeld staan, maar de topografi
sche kaart helaas in het rijtje ontbreekt). De nieuwe
50e druk van de Grote Bosatlas is reeds wel aangepast:
deze bevat maar liefst 18 fragmenten van Nederlandse
topografische kaarten. Het zojuist genoemde nieuwe
onderwijstype is in principe voor alle jongeren uit de
Nederlandse samenleving. Wanneer die straks allemaal
via het vak aardrijkskunde met topografische kaarten
leren werken zou een nieuwe stap gezet zijn in de rich-
ting van een verdere demokratisering van het gebruik
van die kaarten; een ontwikkeling waaraan ook de
Provincie-Atlassen een belangrijke bijdrage hebben ge-
leverd.
Noten
A.T. Donker is docent aardrijkskunde aan de Rijksscholenge-
meenschap Schoonoord te Zeist en redakteur atlassen bij
Wolters-Noordhoff te Groningen.
1. Zie bijvoorbeeld A.J. Pannekoek, Grote Topografische
Atlas 1:50.000, Kartografisch Tijdschrift 1987.XIII.2.
2. Zo verscheen de Topographischer Atlas der Schweiz tus
sen 1870 en 1905. In het laatste jaar bevatte deze verza-
meling 604 losse kaarten in de schalen 1:25.000 en
1:50.000.
3. Ordnance Survey, Road Atlas of Great Britain,
Southampton, 1983. De schaal van de overzichtskaarten
is 1:250.000, de schaal van de stadskaarten is 1:10.000 en
1:50.000.
4. C. Degn en U. Muusz, Topographischer Atlas. Bundes
republik Deutschland, München, 1977. Van de verschil-
lende Bundesländer zijn soortgelijke werken versehenen.
5. Danmark 1:100.000 Topografisk Atlas, Kopenhagen,
1982.
6. M. Bergmeijer, Marketing in de kartografie, een verken-
ning, Kartografisch Tijdschrift 1988.XIV.1. Het artikel
gaat ook voorbij aan het feit dat een aantal toeristische
uitgaven, onder andere verkocht via VVV-kantoren, rede-
Lees verder op blz. 67
46
KT 1989.X V.l