Historische kartografie: quo vadis? G. Schilder Inleiding Op welke terreinen zal zieh het onderzoek op het ge- bied van de historische kartografie en de geschiedenis van de kartografie in Nederland in de toekomst gaan bewegen? Deze vraag werd mij gesteld door de redaktie van het Kartografisch Tijdschrift, die mij verzocht en- kele gedachten over dit onderwerp op papier te zetten1. Het is geen eenvoudige taak om alle ontwikkelingen te voorspellen die zieh in de toekomst op het vlak van de historische kartografie kunnen voordoen. Wel kunnen enige aspekten worden belicht, waar een verdieping van het onderzoek als wenselijk en, in sommige gevallen, als noodzakelijk wordt ervaren. De belangstelling voor de oude kaart als historische bron is vanuit vele en zeer verschillende diseiplines ge- durende de afgelopen jaren enorm toegenomen. Aange- zien het objekt van de kartografie de afbeelding van het aardoppervlak of een deel hiervan in het platte vlak is en aangezien al het menselijk handelen op een of andere manier aardgebonden is, is het aantal raakvlakken van de historische kartografie met andere vakgebieden en wetenschappen zeer groot. Om hiervan slechts enkele te noemen: geschiedenis, geografie, wis- kunde, ruimtelijke ordening, archeologie, kunstge- schiedenis, geschiedenis van de boekproduktie en boekhandel; deze staan alle wel op enigerlei wijze met de geschiedenis van de kaart in verband. Ieder van deze genoemde onderzoekers vraagt aan de kaart- historikus hem met de relevante afbeeldingen van het aardoppervlak of een deel daarvan uit een voor hem interessante periode in kennis te brengen. Beoefenaren van de bovengenoemde diseiplines gebruiken in vele ge vallen de kaart als een dokument voor hun historische bewijsvoering. Er zijn uiteraard verschillende niveau's in de kaart als dokument voor de historische bewijs voering aan te voeren, waarop echter in dit bestek niet nader kan worden ingegaan. De waarde van de resultaten van het onderzoek is in hoge mate afhankelijk van het bronnenmateriaal en de zorgvuldige analyse daarvan. Kartografische bronnen zijn tijdgebonden uitdrukkingsmiddelen, vervaardigd door andere mensen in andere tijden, zodat voor een volledig begrip van dit materiaal eerst kennis genomen moet worden van de toenmalige opvattingen bij het vervaardigen van kaarten. Het behoort tot de taken van de historische kartografie de onderzoekers uit andere diseiplines op de grote verscheidenheid van het kaart- materiaal met hun speeifieke eigenschappen te wijzen en bij de interpretatie behulpzaam te zijn. Om optima le resultaten te verkrijgen moet het tot een hechtere sa- menwerking tussen de kaarthistorikus en de vertegen- woordigers uit andere vakrichtingen komen, waaraan het in het verleden helaas nog te zeer heeft ontbroken. Onderzoek naar het Nederlandse landschap in het verleden Aangezien de oude kaart de enige doeltreffende kon- temporaine reportage van het oude landschap of de oude geografische situatie vormt, is het gebruik van de kaart als historische bron sterk toegenomen. Steeds meer worden bij het historisch-topografisch onderzoek oude kaarten geraadpleegd. Met behulp van handge- schreven en gedrukte kaarten kunnen we de afbeelding van het grootste gedeelte van Nederland uit de 17e, 18e en 19e eeuw weer voor ons zien, en wel op dezelfde wijze als waarop de landmeters en topografen ons land in die tijd zagen. Door de recente ontwikkelingen neemt het besef om- trent landschapskonservering toe, waardoor de be langstelling voor de afbeelding van het Nederlandse landschap in het verleden groeit. Daarmee gaat ge- paard een enorme toename van de raadpleging van oud-topografisch kaartmateriaal. Men is namelijk tot het inzicht gekomen dat de 19e eeuwse topografische kaarten van Nederland, en vooral uit de periode van vöör de bevolkingstoename en industriele revolutie (ca 1880), een onovertroffen beeld geven van het bodemge- bruik, de bewoning en het landschap. Met behulp van de informatie die de bestudering van de oude topogra fische kaarten ons oplevert, kan de onderzoeker niet al- leen vaststellen welke gebieden nog hun oude karakter behouden hebben en daarmee landschap-historische waarde hebben, maar kan hij ook uit het kaartmateri aal aflezen welke restauraties van het landschap moeten plaatsvinden om het oorspronkelijke karakter weer te herstellen. Men begint zieh te realiseren dat er nog maar vrij weinig van het oude landschap overgebleven is. Om nu het oorspronkelijke beeld weer voor ogen te krijgen, moet de oude kaart te voorschijn worden gehaald. De onderzoeker in het algemeen is meer ruimtelijk gaan denken en hij wil een kaart zien om zijn histori sche naspeuringen op te kunnen projekteren. De stimu- lering van het gebruik van kaarten bij regionaal en lo kaal onderzoek brengt echter het grote gevaar met zieh KT 1989.XV.2 23

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 25