in de Zuidhollandse Waard de scheiding tussen het ge-
bied van de Grafelijkheid van Holland en de Nassause
Domeinraad bepalen en in kaart brengen (Algemeen
Rijksarchief, VTH 1895/'96 en 1922).
Beide auteurs spreken vrijwel gelijkluidend over de im-
plikaties van het al dan niet vermelden van de exakte
oppervlakte bij verkoop van een stuk grond. Als een
partij land bijvoorbeeld in de akte met een daarin ver
melde geschatte grootte maar op de verkoopkonditie
bij den hoop sonder maet - met andere woorden, met
de oppervlaktevermelding moet geen absolute relatie
met de prijs gelegd worden - verkocht wordt, kan ach-
teraf desondanks door de koper restitutie van gelden
geeist worden als na meting door een gezworen land-
meter blijkt dat het gekochte perceel land beduidend
kleiner is dan opgegeven in de akte1. Van Leeuwen
licht toe hoe op dit gebied de rechtszekerheid vergroot
wordt door het hanteren van openbaar vastgestelde ma-
ten en het optreden van 'gesworen meters' am alle
twist en geschil weg te nemen.
In de praktijk tussen koper en verkoper zien we in
hoofdlijn drie manieren bij de omgang met de grootte
van een te transporteren stuk land:
een al of niet geschatte grootte: waarbij het even-
tueel inschakelen van een gezworen landmeter voor
een exakte maatbepaling buiten de verbintenis wordt
gesloten;
een geschatte grootte: waarbij na het eventueel in
schakelen van een gezworen landmeter de koopsom
zal worden bijgesteld;
een door een gezworen landmeter vastgestelde
grootte, medebepalend bij de vaststelling van de
koopsom2.
De landmeterskaart
De bovenstaande bronnen en de bovenstaande definitie
van een akte - afgezien van een 'geschreven' meetakte
of verbaal - brengen ons naar de definitie van een
'landmeterskaart' (Nederlands Archievenblad jrg. 92/1,
1989, p. 77, nr.4): Landmeterskaart is een kaart (een
gegeneraliseerde afbeelding op schaal - van een deel -
van het aardoppervlak of een ander hemellichaam) op-
gemaakt door een gezworen of geadmitteerd landmeter
om als rechtsgeldig bewijs van het daarop gestelde te
dienen.
Deze in de archivistiek nieuwe definitie steh de land
meterskaart voor als de grafische pendant van de au-
thentieke akte (oorkonde). Om bij een bepaalde kaart
met enige zekerheid vast te kunnen stellen of we met
een 'landmeterskaart' te doen hebben, worden hieron-
der de 'voorwaarden' samengevat waaraan de landme
ter en het dokument dienen te voldoen.
De landmeter
De landmeter is te beschouwen als een bevoegde auto-
riteit als hij is ingezworen bij een stad, waterschap of
gewestelijk kollege (daarbij in een min of meer vast
dienstverband staand) öf als hij beedigd is en zodoen-
de als partikulier landmeter toestemming heeft in een
bepaald rechtsgebied te werken. In het laatste geval
kunnen we met name aan de bij gewestelijke hoven
geadmitteerde landmeters denken (muller zand-
vliet, 1987). De landmeter beroept zieh veelal in een
tekst op de kaart op de erkenning van zijn persoon en
zijn kennis door een kollege. De wijze waarop hij dat
doet is vaak vergelijkbaar met de aanhef van een nota-
riele akte. Alvorens beedigd te worden dient de land
meter een meetkundig examen af te leggen. Met de
eedsaflegging zweert de landmeter eerlijk en onpartij-
dig op te treden.
Redaktionele kenmerken van de landmeterskaart
Algemeen: Uit de inhoud van de kaart valt op te ma-
ken dat het doel is een situatie rechtsgeldig te registre-
ren of vast te stellen. Bij de beoordeling van een kaart
dient men zieh er rekenschap van te geven of men een
redaktionele eenheid voor ogen heeft; mogelijkerwijs
betreft het slechts een blad van een aantal bijeen hö
rende bladen of dient de kaart beschouwd te worden in
samenhang met een verbaal of een akte.
De noordorientatie is aangegeven.
De schaal en de gebruikte maateenheid zijn ver-
antwoord.
De opdrachtgever voor de kartering Staat vermeld.
De kaart is ondertekend door de landmeter.
Datering is aangebracht.
Grenzen, gemeten oppervlakten en oppervlakte-
groottes zijn door kleurgebruik, lijnen, getallen en
letters duidelijk weergegeven.
Het afgebeelde gebied is topografisch 'verankerd'
door middel van toponiemen, belendingen of een al-
gemene topografische kontext en/of ondergrond.
Het zal duidelijk zijn dat landmeterskaarten in de 16e,
17e en 18e eeuw geen uniforme redaktie hebben en dat
dus bovengenoemde redaktionele onderdelen niet altijd
allemaal zijn terug te vinden op de kaart. Mede daar-
om is de algemene opmerking dat het doel is een situa
tie rechtsgeldig te registreren of vast te stellen van
belang.
Het feit dat een door een gezworen of geadmitteerde
landmeter samengestelde kaart in de tijd zelf aanlei-
ding kan geven tot een rechtsgeschil of het feit dat ei-
gentijdse of latere kritici de meetkundige betrouwbaar-
heid in twijfel trekken is mijns inziens minder relevant
bij de beoordeling of we al of niet met een landmeters
kaart te doen hebben; akten gaven eveneens aanleiding
tot geschillen vanwege al of niet vermeende fouten erin
of uiteenlopende interpretaties van het erin gestelde.
Konkluderend mögen we misschien de vermelding door
Simon van Leeuwen van teyckeningen (landmeterskaar
ten) op de plaats waar Hugo de Groot nog spreekt van
teyckenen (de heilige grensstenen of termini van Floris
Balthasar) zien als een bevestiging in de rechtsgeleerde
literatuur voor de publiek- en privaatrechtelijke waarde
van kaarten en meetverklaringen van gezworen of
geadmitteerde landmeters.
De aeeeptatie van de kaart was ook humanitair gezien
KT 1989.XV.2
35