1:10.000, met als uitgangspunt enige kustmetingen van
de marine. De voltooiing van dit werk vormde een
mijlpaal in de karteringsgeschiedenis van het land. Het
resultaat, een nettekening 1:50.000, gaf een beeld van
tijd en kosten en van de behoefte aan geoefend perso-
neel aan een dergelijke onderneming verbonden. Bo-
vendien droeg het bij tot een toenemend begrip van het
nut van gedetailleerde kaarten voor civiele doeleinden.
Kapt. de Seijff, die aan de opneming deelnam, wees in
1856 op de betekenis van kaarten voor het binnenlands
bestuur, voor de aanleg van openbare werken en de
heffing van landrente.
Voorlopig bleef echter het militaire motief doorslagge-
vend. In het kader van het verdedigingsplan van Java
werd bij Gouvernementsbesluit (GB) van 25 december
1853 besloten tot de topografische opneming van de re-
sidentie Cheribon onder aantekening dat ten behoeve
van deze opneming geodetische metingen zouden wor
den verricht. Een belangrijk besluit, omdat hier de ba-
sis werd gelegd voor de systematische opneming, en te-
vens vanwege de erkenning van de nauwe relatie tussen
geodesie en kartografie. In 1857 werd de opnemingska-
paciteit van de Genie, tot dusver tot een brigade be-
perkt, met een tweede van 12 man uitgebreid en in het-
zelfde jaar werd eerst Midden- en vervolgens geheel
Java in het werkplan opgenomen. Bij GB van 25 febru-
ari 1864, bijna 35 jaar na de Java-oorlog, werd tenslot-
te gehoor gegeven aan de bij herhaling door de leger-
leiding uitgesproken wens: de topografische
opnemingen werden ondergebracht bij een zelfstandig
dienstvak van het Wapen der Genie: het Topografisch
Bureau en der Militaire Verkenningen (de jamaer,
1939).
Misvatting over het nut van triangulatie
Het is verwonderlijk dat terwijl in Nederland de eerste
volledige driehoeksmeting (1802-1811) als grondslag
diende voor de Topografische en Militaire Kaart
(TMK) het in Ned.-Indie tot de jaren 1870 duurde alvo-
rens de triangulatiegegevens op juiste wijze werden ge-
bruikt. Het Gouvernementsbesluit van 1853 rekende
weliswaar af met de gewoonte dat militaire kaarten
geen geodetische grondslag nodig hadden, maar van de
manier waarop de triangulatiegegevens nu moesten
worden gebruikt had men slechts vage voorstellingen.
De driehoeksmeting, zo heette het, diende de vaste
punten te leveren voor de 'sinds kort aangevangen kar
tering'. Driehoekspunten werden beschouwd als 'merk-
waardige' punten, die na afloop op de kaart uitgezet
werden om de opnemingswerkzaamheden te kontrole-
ren, om de goede van de siechte opnemer te kunnen
onderscheiden, waarom werd bepaald dat de topografi
sche opneming aan de geodetische metingen vooraf
moest gaan. Dus eerst karteren en dan trianguleren!
Dienovereenkomstig werd de residentie Cheribon opge
nomen vöör aldaar de triangulatie plaats vond, terwijl
in de jaren 1861-1869 nog zes andere residenties in
Midden-Java werden gekarteerd zonder dat van enige
triangulatie gebruik gemaakt werd (enthoven, 1921).
Ter verklaring van deze misvatting zij er aan herinnerd
dat het personeel van de geniedirektie dat vöör 1864 de
opnemingen verrichtte, afgezien van minimale techni
sche instrukties, geen speciale opleiding had ontvan-
gen. De nodige kennis moest gaandeweg worden ver-
kregen en daar geen bepaalde methode werd gevolgd
probeerden brigadechefs en opnemers ieder op zijn
manier er het beste van te maken. Verzoeken om nauw-
keuriger instrumenten werden afgewezen omdat bij ge
bruik daarvan het karakter der militaire verkenningen
verloren zou gaan (de jamaer, 1939). Het verwondert
dan ook niet bij De Seijff (1856) te lezen dat de in In-
die gevolgde werkmethoden een vergelijking met Euro-
pese opnemingen niet zouden kunnen doorstaan.
Daarbij komt dan nog dat triangulatie en opne-
ming/kartering onder twee verschillende takken van
dienst ressorteerden onder twee verschillende departe-
menten. De driehoeksmeting le en 2e orde was in 1853
opgedragen aan de Geografische Dienst van het Depar
tement van Marine, terwijl opneming en kartering
sinds Daendels bij de Genie berustten, dus onder het
Departement van Oorlog, een scheiding die blijkbaar
niet bevorderlijk was voor overleg en samenwerking.
Pas toen na opheffing van de Geografische Dienst in
1882 een triangulatie-afdeling, in 1889 verheven tot Tri
angulatie Brigade (TB), aan de formatie van de TD
werd toegevoegd, werden hiervoor betere voorwaarden
geschapen (van roon, 1929).
Tenslotte dient de kartering van Indie te worden gezien
tegen de achtergrond van de toenmalige kommunikatie-
mogelijkheden. Per zeilschip was Batavia 100-120 da-
gen van Den Haag verwijderd; per stoomschip na de
opening van het Suezkanaal (1869) nog 40-42 dagen.
Overleg met vakgenoten in het moederland nam ook
toen nog maanden in beslag. Stagnatie van werkzaam-
heden werd ook dikwijls veroorzaakt doordat mede-
werkers door tropische ziekten, waartegen nog onvol-
doende verweer bestond, werden uitgeschakeld. Van
1857-1881 bezweken 5 ingenieurs van de Geografische
Dienst terwijl verschillende anderen met ziekteverlof
werden gerepatrieerd (Schepers, 1922).
Interne hervormingen
Na de verzelfstandiging van het Topografisch Bureau in
1864 was de eerste zorg van het diensthoofd Lt Kol.
Versteeg eenheid in de opnemingsmethoden te brengen
en de wiskundige grondslag daarvan te verbeteren.
Vastgesteld werd dat niet tot de topografische opne
ming van een gewest mocht worden overgegaan alvo-
rens de koördinaten van de primaire en sekundaire
punten van de Geografische Dienst waren ontvangen.
Voortaan moesten deze koördinaten vöör de opneming
van de detailbladen worden uitgezet. Het aantal opne-
mingsbrigades (OB's) werd uitgebreid van twee tot vier,
later in 1872 zelfs tot zes. Vervolgens werden de theore
tische eisen gespecificeerd waaraan TD-officieren
moesten voldoen. Geleidelijk werden voorts de OB's
40
KT 1989.X V.2