aanstaand stadsbestuurder, hij werd extra-ordinair lid
van de Indische Regering, vervulde diverse andere be-
langrijke ambten en werd tenslotte, maar helaas voor
hem posthuum, Raad-Ordinair.
Zijn belangrijkste wapenfeit was in 1778 de oprichting
van het Bataviaasch Genootschap van Künsten en
Wetenschappen5; hij was de motor van de aktiviteiten
van dit gezelschap in de eerste vijf jaren van het be-
staan, jaren die tevens de bloeiendste waren. Nadat zijn
vrouw was overleden, huwde hij in 1781 nogmaals, we-
derom met een aanzienlijke maar zeer jonge, 13-jarige
Bataviaasche: Anna Bosch, met wie hij in 1783, om
gezondheidsredenen zoals hij zei6, naar Nederland te-
rugkeerde. Op deze terugreis werd hij in de Indische
Oceaan op 25 december tijdens een muiterij doodge-
stoken7. Voorts is van hem bekend dat hij in 1764 in
Batavia de eerste vrijmetselaarsloge in de Oost stichtte
en dat hij, naar familietraditie, als vrijmetselaar gedu-
rende zijn gehele leven zeer aktief was.
Kaarten, archief en biografie
Radermacher's papieren nalatenschap brengt de ver
scheiden aspekten van dit leven in beeld.
Ook verklaren de archivalia het een en ander: de vraag
waarom Radermacher zo halsoverkop en als ambteloos
man zelfs, naar Indie terugging, wordt enigszins beant-
woord als we zijn eigen aantekeningen in het Vosmaer-
archief lezen. Onder het opschrift 'Sources du Bon-
heur' beschrijft hij hoe een mens gelukkig moet blijven
als hij ten tweede male in Indie verblijft: hij hoeft dan
slechts, zo houdt hij zichzelf voor, te herdenken de
jaren [17]65 tot [17]67, de gevaren, het gebrek, de Po
dagra, de veragting, de moeielijke reis, om te voorko-
men dat hij ten tweede male door een vals denkbeeld
zou worden veroverd; kennelijk is hij de eerste keer met
zeer bepaalde illusies naar Nederland gegaan. En als ge
ooit teruggaat, bezweert hij zichzelf, doe het dan nooit
met vrouw en kind(l). Gedenk de dag, 11 mei 1766, dat
de heer Van G. U geld geleend heeft en wees verzoend
dat uw beste project niet is doorgegaan want een arm
staatsman is een ongelukkig schepsel, en er had voor
U niets anders opgezeten dan U in de Maas te ver-
drinken.(7\)s
Tijdens zijn verblijf in Nederland heeft Radermacher
een zeer uitvoerige nota geschreven over een eventuele
reorganisatie van de Nederlandse Oostindische Han-
delsmaatschappij, de VOC9.
Uit deze memorie spreekt dezelfde geest als in Rader
machers latere artikelen in de Verhandelingen van het
Bataviaasche Genootschap: zijn menslievendheid wordt
gevoed door en beargumenteerd met het algemeen
maatschappelijk welzijn, en voor de financiele zijde
van dit welzijn heeft hij een scherp en Hollands oog.
Zo bewijst hij dat onderbetaling van de matrozen en
Soldaten, zoals de VOC die pleegt, niet alleen als na-
deel heeft dat de meesten van hen door gebrek aan
eten van honger en kommer sterven, maar dat de Com-
pagnie, om de onvrede daarover te beteugelen een leger
van zogenaamde pennisten op de been moet houden,
dat uitgespaard zou kunnen worden door een beter
personeelsbeleid.
Deze redenering ademt dezelfde geest als zijn Stelling
in 1784 gepubliceerd, dat de doodstraf zou moeten
worden afgeschaft omdat deze onvoordelig is voor de
samenleving: een Gehangene is van geen het minste
nut voor den t'zaamenleeving.terwijl daarentegen
een heropgevoede schürk vijftig jaar van nut kan
zijn, aan [aljgemeene werken, aan gevaarlijke Ambach
ten en in de vuilste en ongezondste bezigheden
Treffend verwoordt hij ook het karakter van de VOC:
Hoewel de Compagnie in India we! een vorst ver-
beeld, moet deze vorstelijkheid dog van de Coopman
levenen daarom is de handel het voornaamste oog-
merk van zijn ontwerp van verbetering van deze Com
pagnie.
Waarschijnlijk was de Compagnie dit wel met Rader
macher eens maar desondanks leverde zijn memorie
hem niet op wat hij ervan had gehoopt, hij keerde uit-
eindelijk 'zonder qualiteit' naar de Oost terug, sadder
and wiser.
Uit Radermacher's aantekeningen kan de volgende
gang van zaken afgeleid worden. Hij is in 1763 met een
hoofd en doos vol waarnemingen over de VOC en met
zeer bepaalde ideeen over de reorganisatie daarvan
naar Nederland gerepatrieerd. Ik veronderstel dat hij
zichzelf bij die reorganisatie een bepaalde rol, dus
funktie had toebedeeld. Misschien had hij ook de hoop
in Nederland een juridische en/of wetenschappelijke
karriere te maken.
Met hem repatrieerde ook zijn in Azie geboren en ge-
togen vrouw. Zij zag niet bepaald een vaderland terug,
maar belandde op 18-jarige leeftijd in een voor haar
vreemd en onverstaanbaar land. Dit vereist enige toe-
lichting.
Omdat de Compagnie al sinds het begin van de 17e
eeuw geen emigratie van Nederlandse vrouwen naar de
Oost toestond, waren alle vrouwen waarmee een vrijge-
zelle VOC-beambte in Batavia trouwen kon, van ge-
mengd Europese-Aziatische komaf10. Deze vrouwen
waren beter tegen het klimaat bestand en overleefden
dan ook dikwijls twee of drie echtgenoten. Aldus had-
den zij hun verloofden niet alleen belangrijke relaties
in de Indische regering te bieden als gevolg van de po-
sitie van hun vader, maar ook geld en voormalige
schoonfamilie. VOC-karrieres waren op deze patrona-
ges gestoeld11. Deze vrouwen waren door Aziatisch
huispersoneel opgevoed. Ze Spraken Maleis of Portu-
gees; zij droegen, althans in huis, de Indische dracht en
waren verslaafd aan hun sirihpruim waarvoor de slaven
hen altijd de beteldoos achterna droegen12.
Veel meer dan de Nederlandse vrouwen waren zij een
op uiterlijk vertoon gerichte levensstijl gewend, waartoe
de inkomsten in Indie, althans voor de bovenlaag, ook
inderdaad in Staat stelden. Deze vrouwen leefden vrij-
wel geheel onder enkel vrouwen en ontvingen niet of
nauwelijks enige opleiding.
Men kan zieh voorstellen dat de jonge Margaretha zieh
hier in Nederland niet erg thuis heeft gevoeld, en dat is
KT 1989.XV.2
51