hield hij zijn ogen open voor alles wat zijn op vooruit- gang en verbetering gerichte geest kon interesseren. Op zee was dat de uitbreiding van de hydrografische en na vigatorische kennis. Dat hij zeer betrokken was bij de geografische expedi- ties van zijn tijd, zoals die door bijvoorbeeld James Cook, toont zijn eigen verzameling en blijkt uit zijn publikaties. Cook's routes tekende Radermacher op zijn eigen kaarten in, en in zijn artikel over de Neder- landse zeekaarten bracht hij dus goed geinformeerd de nieuwste ontwikkelingen te berde13. Op zijn eigen zeereis hield hij dan ook nauwgezet hy drografische aantekeningen bij in een journaal dat hij met schetsjes van ankerplaatsen en kustgezichten il- lustreerde (inv. nr. 848.10). Deze schetsen werkte hij na- derhand in Batavia uit tot een serie aquarellen, aan de hand waarvan wij zo'n 18e eeuwse zeereis nu nog eens kunnen overdoen. Niet in het echt gelukkig want zo'n zeereis naar de Oost anno 1767 bracht zeer veel geva- ren met zieh mee. In de eerste plaats gevaar voor leven en gezondheid. De sterfte op de VOC-schepen was omstreeks 1770 door onder andere vlektyphusepidemieen onrustbarend toe- genomen tot zo'n 23%. Om onderweg optredende be- manningstekorten op te vangen, werden steeds meer mensen op de schepen geplaatst, wat de gezondheidssi- tuatie nog deed verslechteren. 250 personen vormden een normale bezetting, maar op Radermachers schip, de Tulpenburg bevonden zieh 383 passagiers! Dan waren er de Problemen met de navigatie14: de plaatsbepaling op zee. Andere gevaren vormden na- tuurlijk de stormen, de onweders, de verborgen riffen en tenslotte, maar niet in de laatste plaats, de altijd aanwezige dreiging van muiterij. AI deze problemen komen we tegen als we Raderma cher's journaal van zijn reis met de Tulpenburg lezen. De zeiltocht verliep via de Canarische eilanden, naar de Kaapverdische, de Zoute eilanden zoals dat heette, de eerste ankerplaats. Vervolgens moest men de eve- naar op de goede lengte kruisen om een soort Scylla- en-Charibdus te vermijden, namelijk enerzijds de windstille Golf van Guinee, anderzijds een wegzetting naar het Caribisch gebied. Die navigatie pleegde de Tulpenburg goed, maar met de gezondheid ging het veel minder: toen men eind mei de Kaap de Goede Hoop bereikte, waren 73 van de 380 passagiers overleden en meer dan 200 van hen waren ziek. Een van de doden was Radermacher's 18-jarige zuster Susanne, die meer dan zes weken aan zware koortsen had geleden. Na de Kaap wordt het iets minder erg lijkt het. Men heeft er dan 2700 van de 4000 mijl opzitten en Rader macher's journaal houdt in elk geval op met de droevi- ge dodentellingen. Overeenkomstig de instruktie voor de VOC-schepen zocht de Tulpenburg op weg naar Java, eerst de zuiderbreedte van 37 graden op, om al- daar de Steven oost te wenden. Deze route had het voordeel dat op die breedte konstante westenwinden en stromingen heersten, die de schepen gemakkelijk oost- waarts voerden. Ook voer men zo in 'minder verzengde lugtstreken', zoals dat heette, wat voor mens en etens- waar natuurlijk beter was. Deze weg bracht echter door de moeizame lengtebepa- ling ook gevaren met zieh mee. De Tulpenburg kwam in problemen: eerst al bij het eiland Amsterdam, dat men als zoveel schepen eerder voor de boeg kreeg dan gegist. Voorts de bliksem: een gebeurtenis die Rader macher later in zijn aantekeningen dikwijls als een Godswonder memoreert, is het onweer dat hen op 18 juli treft. Een blikseminslag die uyt de fokkemast een stuk sloeg, de uitkijk dood vervolgens overboord, en verdronk waerna het vuur door de schoorsteen in de combuis zo vervolgens rondsloeg en door het Cabel- gat weer uyt. Technisch schijnt deze gang van zaken onmogelijk maar daarom wellicht was het des te mira- culeuzer. Meer eilende trof het schip 6 dagen daarna. Ik citeer weer Radermacher: De bootsman, over sodomy beschuldigt zijnde, wierd in de boeyen geset, 'tgeen mij dikwijls 'snagts de slaap benam uyt vrees voor muiterij, hoewel ongegrond als wij hopen. Voor ons, die zijn treurig einde kennen, is Radermacher's angst nog sprekender, al waren het uiteindelijk niet de sodomieten maar de Chinezen die hem doodden. Stranden op de Australische kust deed de Tulpenburg niet. Maar grote misgissing bleek wel toen men land van Zuid-Java bezeilde en niet in Staat was te lokalise- ren waar längs de kust van Java men zieh bevond. Twee dagen voer de Tulpenburg in westelijke richting voort, terwijl Radermacher op een kaart van Java (van Relando, inv. nr. 848.16), die hij aan boord bij zieh had, zieh trachtte terug te vinden. Keer op keer klinkt het in het journaal: konden niet verkend raken. En toen men dan verkend raakte, bleek dat het schip zieh bij het eerste kontakt bijkans bij de straat tussen Java en Bali had bevonden! De misgissing kon anno 1767 dus zo groot zijn als driekwart van de lengte van het eiland Java! Aan deze situatie moet iets gedaan worden, vindt Ra dermacher. En hij doet dat ook, hij slaat aan het teke- nen. Dus zullen wij hier ad noteren een Schets van Java 's zuidkust tot Batavia toe, en voegen met de ge- sigten die wij van begin af gehad hebben; het was no- dig dat dese gesigten accuraat afgetekent, mede op reys gegeven Wierde, opdat de schepelingen het mogten ver kennen. Want de onzenvoegt hij er knorrig aan toe, waren nog niet verkend. Dat is, anno 1767, in- derdaad opmerkelijk. Deze kust lag al meer dan 150 jaar op de route van de VOC-schepen. En al was de zuidkust van Java geen handelsgebied, toch had de Compagnie om verschillende redenen diverse expedities uitgerust om de zuidkust in kaart te brengen, het laatst nog in 173915. Er waren dus wel degelijk betere kaarten beschikbaar. We kunnen uit de stukken van het Vosmaerarchief af- leiden dat deze hydrografische informatie kennelijk niet op alle schepen voorhanden was en aldus een tekort konstateren in het transportbedrijf van de VOC. Ondanks de misgissingen bereikte de Tulpenburg op 21 augustus 1767, 8 maanden na het vertrek uit Amster dam, dan toch de reede van Batavia. KT 1989.XV.2 53

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 55