Koloniaal bestuurder In de jaren die volgden tot 1783 was Radermacher een zeer aktief lid van de Indische regering en nauw be- trokken bij het binnenlands bestuur van Java. Hij maakte verschillende reizen naar dat toen nog zeer on- toegankelijke binnenland'6. En ook op die reizen te- kende hij zelf gezichten, die in zijn verzameling zijn opgenomen. Hij verzamelde ook kaarten van het bin nenland van Java, zoals bijvoorbeeld een kaart van alle negorijen, dorpskernen zouden wij zeggen, van Oost- Java (inv. nr. 848.6). Waarschijnlijk had die kaart iets te maken met de onttrekking aan Balinees gezag, door de Compagnie omstreeks 1780, van dit gebied Balam- bengan. Een van de belangrijkste kaarten in het Radermacher- bestand is het grafische overzicht, getekend door inge- nieur A. von Leupken, van de routes van legertochten die de Compagnie gedurende de jaren 1680-1740 naar het binnenland van Java heeft uitgezonden (inv. nr. 848.15). Deze kaart verdient nader onderzoek juist in verband met het (voor)oordeel dat de Compagnie zieh kartografisch weinig aan het binnenland gelegen heeft laten liggen17. Behalve van Radermacher's bemoeienissen met de hy- drografie en het bestuur van Java geeft zijn verzame ling een beeld van zijn aktiviteiten inzake de ruimtelij- ke ordening van Batavia (zoals inv. nr. 849.1 en de andere plattegronden van Batavia) van zijn initiatieven met betrekking tot het Bataviaasch Genootschap en legt getuigenis af van zijn belangstelling voor van alles en nog wat: planten, dieren, werktuigen, financien en religie. Radermacher's archief is een 18e eeuwse aller- hande, die bestudeerd zou moeten worden in samen hang met de archieven van de VOC en van het Bata viaasch Genootschap18. Ondanks zijn voor zijn tijd ongewone mobiliteit kun- nen we in Radermacher echter geen reiziger in hart en nieren zien, zoals in zijn naneef Jaques Vosmaer die la- ter op Celebes de Vosmaerbaai karteerde. Daarvoor blijft Radermacher teveel op zijn gemak gesteld, dat hij dan ook op reis achter zieh aan laat dragen, zoals blijkt uit zijn paklijst: een coffer, een veldtafel, een stilletje en enige provisien. En gevoelig voor het natuurschoon van Java, zoals zijn latere 19e eeuwse kollega's als Junghuhn, was hij zeker niet. Over de vulkanen rond de Puncakpas, tussen het huidige Bogor en Bandung, waarheen tegenwoordig elk reisbureau zijn bussen leidt, schrijft Radermacher: Nu wij zijn de bergen rond geweest, maar het is niet dan armoede en eilende daar; men ziet niet dan dezelfde berg, die altijd dezelfde schijnt [een vulkaan!], zodat ik niemand deze reis ooit zal aanraden. Een soort heer Bommel eigenlijk, deze Radermacher. Maar dan wel een 18e eeuwse Bommel, met een ingebouwde Tom Poes; behept met een lijnrechte leergierigheid en een onblusbaar vertrouwen in de mogelijkheid om de we- reld vooruit te helpen. Zijn nagelaten papieren en de door hem zelf ingebon- den en bekommentarieerde kaartenkollektie in het ar chief van Vosmaer geven een kleur aan deze verlichte Nederlandse figuur, verlicht in de meest letterlijke zin want hij was de eerste die voor straatverlichting in Ba tavia zorgde. Noten Dit artikel is de bewerkte tekst van een Iezing gehouden op 17 juni 1988, op een studiedag ter gelegenheid van het ge- reedkomen van de inventaris van het familie-archief Vosmaer. De annotatie van de historische gegevens uitgebreider in het najaarsnummer van het orgaan van de Maatschappij der Ne derlandse Letterkunde. De kaartbeschrijvingen in: Leeuwen- Canneman, M.C. van Inventaris van het archief van de fami- lie Vosmaer 17e-20e eeuw. 's-Gravenhage, Centraal Register voor Particuliere Archieven, 1988; bijlage 3, en de inv. nrs. 838-879. 1Zo was hij van mening dat men hen geen kakkerlakken zou mögen noemen, dat zij niet tot de orang-oetans gere- kend moeten worden en dat zij niet perse als gek en on- bruikbaar te beschouwen zijn. Zie ook van zijn hand: Eenige waarnemingen over de nuttigheid van het verbete- ren onzer Hollandse zeekaarten naar de Engeische en de Franse. In: Verhandelingen van het Bataviaasch Genoot schap van Künsten en Wetenschappen, 1779, deel I, pp. 263-272. 2. Over J.C.M. Radermacher, zie algemene opmerking No ten en de uitgaven door F. de Haan, Batavia en Amster dam, 1910-1912, 1922-1923. Deze zijn zeer leesbaar inge leid door Rob Nieuwenhuis. Amsterdam: Querido, 1984. Kalff, S., Jacob Radermacher en zijne Stichting. In: Tijdschrift voor Nedertands Indie, serie II, deel III, 1899, pp. 474-511. Rinderen, T.H. der, Het Bataviaasch Genootschap van Künsten en Wetenschappen gedurende de eerste eeuw van het bestaun 1778-1878. Gedenkboek. Levensschets van Radermacher in bijlage X, pp. LXXIII-LXXVII. Bata via, [1878]. 3. Leeuwen-Canneman, o.e. inv. nr. 15, Weeglijst. Schöön aan de haak was dit waarschijnlijk niet, zie hiervoor F. de Haan, o.e., 1922 en 1984. 4. Zie voor deze genootschappen: Mijnhardt, W.W., Tot heil van 't menschdom. Culturele genootschappen in Neder- land van 1750-1815. Amsterdam: 1987, (handelsed. 1988). 5. Zie voor het Bataviaasch Genootschap: Snelders, H.A.M., Het Bataviaasch Genootschap van Künsten en Wetenschappen in de periode 1778 tot 1816. In: Docu- mentatieblad Werkgroep voor de 18e eeuw nr. 11, 1979, pp. 62-90; en Rinderen, o.e. 6. De Haan (Priangan, dl. I, Personalia pp. 124-126) veron- derstelt ook een politiek motief voor deze (tweede) repa- triering, die te maken zou hebben met Radermacher's verontwaardiging over de behandeling van Directeur- Generaal Hendrik Breton, die wegens een tekort in de grote kas ontslagen was. In Radermacher's aantekenin- gen wordt echter over deze zaak niets gezegd. 7. Lusson, L., Relation du massacre arrive la nuit du 24 au 25 Dec 1783. Vlissingen, 1784. (Nederlandse uitgave: Middelburg, 1785). Bruijn, J.R. en E.S. van Eyck Heslinga (red.), Muiterij. Haarlem, 1980. Hoofdstuk III, pp. 134 e.v. 8. Leeuwen-Canneman, o.e. inv. nr. 838, fol. 55: sie: 'to drown on the Maas'. 9. Algemeen Rijksarchief, Eerste Afdeling, collectie Hope, nr. 8407. Met dank aan drs C.J. Zandvliet die mij op deze memorie wees. 54 KT 1989.XV.2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 56