'Journal of verbal/visual enquiry' betreft. Zowel de hoofd- als onderti- tel laten een hele ruime interpretatie toe. In het verleden werden dan ook vele verschillende themanummers uit- gegeven. Het april/juni-nummer van 1988 kreeg als paralleltitel: Maps and mapping. Ook deze woorden laten nog veel te gissen over. Pas het lezen van de inhoudsopgave maakt duide- lijk dat deze uitgave geheel aan de geschiedenis van de kartografie ge- wijd is. In totaal wordt de lezer een achttal artikelen aangeboden. Ver meld dient te worden dat het acht op zichzelf staande bijdragen betreft, die van verschillende lengte zijn en die onderling geen verband hebben. De titel van N.G.N. Clarke's bijdrage Taking possession: the cartouche as cultural text in eighteenth-century American maps spreekt voor zieh. Aan de hand van een aantal goed ge- kozen voorbeelden behandelt de au- teur de inhoud van de cartouches op 18e eeuwse kaarten van het Noord- amerikaanse kontinent. Clarke's kon- klusie is dat de voorstelling die de cartouches van deze kaarten hun in houd geven, in vrijwel alle gevallen de neerslag zijn van de kulturele en politieke eigendomsverhoudingen op het moment van uitgeven. Het lijkt me een enigszins voor de hand lig- gende konklusie die niet beperkt hoeft te worden tot enkel kaartmate- riaal van het Noordamerikaanse kon tinent. Verreweg het moeilijkst leesbare arti- kel in deze bundel is de bijdrage van William Boelhower. Zijn uit- gangspunt in Inventing America: a model of cartographic semiosis is dat Volkeren met een verschillende kul- tuur ook een verschillende beleving van het territorium hebben. Dit il- lustreert hij aan de hand van het vol- gende voorbeeld. Hij beschrijft een situatie waarin een arts en een eski- mo verdwalen in een sneeuwstorm. De arts roept uit: 'We are lost', ter- wijl de eskimo antwoordti'We are not lost, we are here'. De arts gaat hierbij uit van konventies waarbij hij zijn verdwalen baseert op een soort mentaal kaartbeeld waarbinnen hij de weg kwijt is. De eskimo daarente- gen heeft - zonder kaart - het ver- trouwen in een goede afloop niet ver loren, omdat voor hem de weg kwijt zijn in een blizzard een hele gewone zaak is. Boelhower benoemt dat per bevol- kingsgroep de 'kultuur van hun kar tografie' kan verschillen. Hij zet dit in een wat groter kader als hij ingaat op de ontdekking en openlegging van Amerika. Niet het bestaan van dit kontinent vindt de auteur van direkt belang, maar de wijze waarop de ontdekking gepresenteerd werd aan met name het thuisfront. De ontwik- keling van de presentatie in de vorm van verschillende kaarttypen houdt volgens Boelhower min of meer gelij- ke tred met de verwachtingen die dit thuisfront had van, en de eisen die het Steide aan de presentatie van het nieuwe kontinent. Dit is weer afhan- kelijk van de kultuur van het kaart - vervaardigen op dat moment. Zo zijn onder andere politieke Strubbelingen, militaire Verlangens, esthetische wen- sen van belang voor de wijze van ver- vaardigen en presenteren van een nieuwe kaart. Boelhower steh dat de beroemde kaarten van Juan de la Cosa uit 1500, en Cantino uit 1502 representanten zijn van de 'piktorale kartografie'. Deze is voortgekomen uit de wens enkel de ontdekking van het nieuwe land en het leggen van de eerste kontakten in beeld te brengen. De 'portolaan' komt voort uit de daarop volgende periode waarin de wens tot intekening van de kustlijn op de voorgrond stond. Met de 'kaart op schaal' wordt de mogelijk- heid geboden staten te vormen en zo een mathematische basis te geven voor een formele koneeptie van de ruimte. Pas als de kultuur van de kartografie dit laatste niveau bereikt heeft wordt het mogelijk aan het kaartmateriaal een juridische Status te ontlenen. Op basis van deze uit- gangspunten redeneert Boelhower steeds verder over de semiotiek van de inhoud van kaarten van het Ame- rikaanse kontinent. Hij doet een po- ging om tot een model te komen. Hierbij mag gezegd worden dat het vervolg van zijn verhaal steeds abstrakter wordt, en het er mijns in- ziens niet duidelijker op wordt. Mijn konklusie is dan ook dat het een arti- kel is voor de methodologisch geinte- resseerde wetenschapper die van doorbijten houdt. Het artikel van Stephen Bann kreeg de titel The truth in mapping. Bann zegt een alternatief te geven voor de visie die Svetlana Alpers in haar boek 'The Art of Describing' biedt met betrekking tot de interpretatie van de symboliek en de kunstzinnige waarden van (afbeeldingen van) kaar ten. Volgens Bann zegt Alpers dat 'The map is transcending itself in the fuller dimension of painterly repre- sentation'. Hij wil zelf dat de kunst zinnige waarden van een kartografi- sche voorstelling worden 'Withdrawn from the plenitude of the experience that it represents (or so it might ap- pear at first sight)'. Zijn Stelling on- derbouwt hij aan de hand van drie voorbeelden. Als eerste behandelt Bann op een haast amüsant te noe- men wijze de frustraties van een man wiens familie in de eerste helft van de 18e eeuw aan lager wal raakte. Deze persoon, ene Charles J. Bertram, was gedwongen om na een luxueuze jeugd 'gewoon' te gaan werken. Hij koos het beroep van schrijver, teke- naar, graveur en uitgever. In Ber tram's Briiannicarum Gentium Historiae Antiquae (1755) blijken de gevoeligheden met betrekking tot het verlies van geld en Status in zowel de tekst, in een kaart als op het titelblad op een subtiele doch uiterst duidelij- ke wijze tot uiting te komen. Een tweede uitgave die Bann behandelt is Barante's Description des Bocage (1793 en 1815). Op een vergelijkbare, zij het inhoudelijk geheel verschillen de wijze wordt in dit voorbeeld het thema besproken van de 'kulturele, zo niet geopolitieke gevoelens' die opkomen bij het zien van bepaalde ingetekende grenzen. In het laatste gedeelte van het artikel trekt de au teur de lijn door naar deze tijd. Aan de hand van voorbeelden van al dan niet bekende kunstenaars die werkten met kaarten of uitgingen van kaartas- sociaties, steh Bann dat zij vaak een hele persoonlijke en veelal onbekende achterliggende intentie hadden met het vervaardigen van hun met de kar tografie verwante voorstelling, dan de kaartgebruiker (lees: degene die naar het kartografische kunstwerk kijkt) er op het eerste gezicht uit kan halen. Met dit artikel presenteert Bann op een bijzonder aansprekende wijze de 'verborgen informatie' die Staat op, of misschien beter nog ligt achter het in vroeger eeuwen uitgegeven kaart materiaal. E.S. Schaffer gaat in haar Fantastic maps: Erewhon, the 'New Jerusalem and the periplus of Odysseus in op drie kaarten die ene Samuel Butler in de tweede helft van de 19e eeuw te- kende als illustratie bij drie geschre- ven boeken. De inhoud van deze 62 KT 1989.XV.2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 64