kaarten berustte deels op bestaande topografie en was deels imaginair. In Butler's boek Erewhon, wat qua spel- ling vrijwel de omkering is van Now- here, beschrijft hij het landschap van het zuidelijke deel van Nieuw- Zeeland. Dit eiland had hij meerdere maanden bereisd. Het tweede behan- delde boek Alps and Sanctuaries (1881) illustreert Butler met een kaart van 'New Jerusalem'. Deze stad plaatst hij aan de voet van de Alpen in Noord-Italie. De kaartinhoud was gebaseerd op een overgeleverd verhaal van een Italiaanse monnik die het Heilige Land bezocht had in 1481 en die daar vertrok met de wens een Nieuw-Jerusalem te vinden in zijn ge- boorteland. In een derde werk tekent hij aan de hand van gegevens die ontleend werden aan Homerus een kaart van de reis die Odysseus maak- te na de oorlog van Troje. In het ver- leden werd door meerdere schrijvers een imaginaire kaart getekend om boeken te illustreren. Juist de kombi- natie van bestaande en gefantaseerde topografie in telkens een kaart maakt Butler tot een buitengewoon interes sant kartograaf. Schaffer gaat in haar goed leesbare artikel in op het overgangsgebied van de reele en de imaginaire kartografie. Voor zover mij bekend een nog onontgonnen gebied. Ann C. Colley gaf haar bijdrage de titel Gerard Manley Hopkins and the idea of mapping. Colley leidt haar artikel in met de Stelling dat in de li- teratuur reeds meerdere malen gesteld werd dat een kaart meer verwant- schap heeft met verbale of geschreven tekst dan met een tekening. Dit is het opstapje om de relatie tussen karto grafie en poezie te leggen. Colley steh dat haar hoofdpersoon, Gerard Manley Hopkins, zijn 19e eeuwse poezie schreef vanuit een kartogra- fisch geörienteerde belangstelling. Vanuit de poezie gezien is het moge- lijkerwijs nog beter om te stellen dat hij zijn strofen schreef vanuit een kartografisch geörienteerde gevoels- wereld. Hiermee werd zijn kartografi- sche gerichtheid de metafoor voor zijn poezie. Hiervan worden voor- beelden gegeven. Het is voor uw bespreker niet mogelijk om de relatie tussen poezie en kartografie naar waarde te schatten. De reden hier- voor is dat, tot op heden, zowel bin nen de opleiding, als in de dagelijkse praktijk van de beoefenaren van de moderne en van de geschiedenis van de kartografie de poezie slechts een uiterst geringe plaats toegemeten krijgt. Dit zal u overigens amper ver- wonderen. Wel mag gesteld worden dat met Colley's bijdrage een bena- deringswijze van de geschiedenis van de kartografie gepresenteerd wordt die, voor zover mij bekend, nimmer iemand vöör haar bezigde. Ook het lezen van de bijdrage van Gwyn Walters geeft de nodige bespreekproblemen, al dient gezegd te worden dat deze van een geheel andere aard zijn dat van het artikel van Ann C. Colley. Het probleem is dat het artikel de lezer weinig meer te bieden heeft dan wat de titel The an- tiquary and the map al doet vermoe- den: namelijk een opsomming van verzamelaars van kaarten en atlassen, voornamelijk van Engelse afkomst, die in de afgelopen 350 jaar geleefd hebben. Vanzelfsprekend wordt er ook verhaald wat de redenen geweest zijn dat deze personen en instellingen hun kollekties vormden, en ook wor den de kollektionneurs in hun tijd bezien. Hun motivaties tot verzame- len waren van velerlei aard, maar te bespreken valt een dergelijk artikel nauwelijks. Lucia Nuti gaf haar bijdrage de titel The mapped views by Georg Hoefna- gel: the merchant's eye, the huma- nist's eye. Zij gaat in haar artikel in op de ontwikkeling die te zien is in de wijze waarop de Antwerpse teke- naar Joris Hoefnagel zijn Steden te- kende. Hoefnagel leefde van 1542 tot 1600. Joris' vader had in de stad een goedlopende uitgeverij. In het jaar 1576 viel de stad na een Spaanse be- legering en kort daarna ging de zaak van Hoefnagel sr failliet. Hiermee werd Joris' toekomst - hij was de ge- doodverfde opvolger - uiterst onze- ker. Het genoemde jaar luidde voor wat betreft de ontwikkeling van zijn tekentalent een nieuwe periode in. Immers voor de val van de stad te- kende Joris geheel in de stijl die de kopers van de boeken van zijn vader wensten te zien. Simpelweg gesteld, Joris tekende op een zodanige wijze dat zijn eindprodukten door zoveel mogelijk kopers gewaardeerd en ge kocht werden. Je zou het kunnen omschrijven als tekenen voor de mas- sa. Na het failliet gaan van zijn va- ders zaak treedt hij als zuiver kunste- naar in dienst van het hof, wat hem de mogelijkheid biedt om zijn wijze van tekenen te ontwikkelen in een veel vrijere - Nuti noemt het een hu manistische - richting. Aan de hand van een aantal gravures van Hoefna gel die in Braun en Hogenberg's Spe- culum Orbis Terrarum gepubliceerd werden is de kunstzinnige ontwikke ling van Joris goed te volgen. Tekent hij vöör 1576 volgens de min of meer geeigende paden van zijn tijd, na dit jaar wordt hij bijna avantgardistisch en wordt de stad nog slechts een on- derdeel van de tekening. Hoefnagel gaat met name de nadruk leggen op de omgeving en ziet de Steden voor- taan als een onderdeel(tje) van een veel grotere omgeving. In dit artikel wordt de ontwikkeling van de kunste- naar op een bijzonder aardige wijze geschetst. In de inleiding van de bijdrage van Sarah Tyacke getiteld Intersections or disputed territory worden in het kort enige konceptuele en perceptuele wij- zigingen gesignaleerd in de wijze waarop verschillende wetenschappers het vakgebied van de geschiedenis van de kartografie de afgelopen circa tien jaar zijn gaan benaderen. Vervol gens illustreert zij dit in de vorm van drie besprekingen van enkele recent versehenen studies, die in hun inlei- dingen zeggen een dergelijke weten- schappelijk verantwoorde vernieuwde aanpak te hebben. De drie boeken die door Tyacke onder de loep geno- men zijn zijn The History of Carto- graphy Vol. I, J.B. Harley en David Woodward (eds.) (1987), Art and Cartography Six Historical essays, David Woodward (ed.) (1987), en Cartography in France 1660-1848: Science, Engineering and Statecraft, Joseph W. Konvitz (1987). Naar mijn mening komt in Tyacke's eerste bespreking de relatie tussen haar inleiding en de wijze waarop de inhoud van het besproken boek ge presenteerd wordt het beste uit de verf. In de twee andere besprekingen is deze link veel minder duidelijk (dit doet overigens niets af aan de kwali- teit van de twee besprekingen: die is uitstekend). Ik ben het met Tyacke eens dat de wijze waarop een - helaas nog vrij beperkt - aantal wetenschappers met ons vak bezig is zieh langzamerhand aan het wijzigen is. De belangrijkste funktie van haar bijdrage is dan ook dat het een signalerende werking heeft, die prikkelend kan werken voor wetenschappers die een iets KT 1989.XV.2 63

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 65