De 14e ICA-konferentie in Budapest, 17-24 augustus 1989
Plaats van handeling was de uit 1833
daterende, fraaie Vigadö-concerthal
in het door een vochtige hitte ge-
teisterd Budapest (35 °C), dat vooral
bevolkt leek door enthousiaste Hon-
gaarse kartografen.
De konferentie werd bijgewoond door
ca. 700 gedelegeerden uit 52 landen.
De grootste buitenlandse afvaardi-
ging kwam uit de Verenigde Staten
(55 deelnemers). Nederland was daar-
naast ook duidelijk aanwezig: er wa
ren 24 landgenoten in Budapest;
door Bos en Ormeling jr werden in
totaal vier zittingen geleid; er werden
11 papers gepresenteerd en er was een
goede inbreng in de diskussies.
In totaal werden in parallelle sessies
bijna 250 papers gepresenteerd; daar-
naast waren er vergaderingen van
(soms nieuwe) iCA-kommissies en
-werkgroepen, een technische ten-
toonstelling, verschillende kaarten-
tentoonstellingen en bezoeken aan lo
kale kartografische produktie-,
onderwijs- en research-instellingen.
Omdat de meeste aktiviteiten gekon-
centreerd waren in 6 dagen moesten
de deelnemers zorgvuldig kiezen wel
ke ze wilden bijwonen. Dit verslag
kon dan ook alleen tot stand komen
dankzij bijdragen van Allan Brown,
Jane Drummond, Paul Mouwes,
Jean-Claude Müller, Ferjan Orme
ling, Sjef van der Steen en Paul
Schokker.
De konferentie begon met muziek,
zang en dans, zeer professioneel ge
bracht door ensembles van de Eötvös
Loränd Universiteit en de aanbieding
van het 'Festschrift' Cartography
Past, Present and Future aan prof. dr
F.J. Ormeling sr, door de redakteuren
ervan, iCA-president Taylor en vice-
president Rhind.
Dat toepassing van computer-
ondersteunde technieken in de karto-
grafie zo langzamerhand een normale
zaak is, bleek uit het feit dat bijna de
helft van alle lezingen over deze tech-
nologie ging, terwijl er in veel andere
lezingen aan gerefereerd werd.
Opvallend waren verder de grote be-
langstelling voor onderwijs in de kar-
tografie (18 papers) en de wederople-
ving van de atlaskartografie (30
papers). Het was de gastheren gelukt
speciaal voor de konferentie de derde
editie van de Nationale Atlas van
Hongarije uit te brengen: een zeer in-
drukwekkend werk, tot stand geko-
men onder leiding van M. Pecsi en
G. Domokos en gedrukt door de
kartografische dienst van het leger.
Tevens markeerde het kongres de af-
sluiting van de Atlas der Donaulän
dereen onderneming waaraan prof.
Breu uit Wenen 25 jaar lang zijn
beste krachten heeft gegeven en die
thans als de Atlas Ost- und Südeuro
pa wordt voortgezet door zijn opvol-
ger, Peter Jordan. De konferentie liet
ook de wedergeboorte zien van het
Internationale Kartografisch Jaar-
boek. Redakteur Meine was erin
geslaagd een nieuwe uitgever, het
Universitätsverlag Ulm, te vinden en
hij presenteerde de edities van 1988
en 1989. De uitgave van 1990 ver
schont körnend voorjaar.
Sessies
Automatisering
Binnen het blok automatisering wa
ren er 34 presentaties; acht papers
hadden generalisatie als onderwerp,
zes gingen over datastrukturen, vier
over dataverzamelen en patroonher-
kenning en de resterende papers Me
ten hun licht schijnen op diverse toe-
passingen en/of aspekten van
weergave.
Allereerst is het opmerkelijk, dat het
probleem van generalisatie nu opeens
weer volop in de schijnwerpers Staat.
Monmonier en McMaster benadruk-
ken in hun paper dat verschillende
generalisatietechnieken kunnen wor
den toegepast voor diverse schaalni-
veau's (zie ook het artikel van Müller
eiders in dit nummer). Kate Beard
verbaast zieh over het feit dat er zo
weinig vorderingen gemaakt zijn op
het gebied van het automatisch gene-
raliseren van kaarten. Een belangrijke
hindernis is het ontbreken van een
juiste formalisering van het generali-
satieproces. Andere Problemen zijn:
de misvatting dat het manuele
proces valt te automatiseren;
het nabootsen van de globale be-
nadering van de handmatige gene
ralisatie door de Computer;
het gebrek aan instrukties om
ruimtelijke informatie expliciet te
verbinden met attribuut- of be-
schrijvende informatie.
Als gevolg van deze Problemen vol-
doen de huidige automatiserings-
methoden slechts gedeeltelijk: algo-
ritmes worden toegepast ongeacht de
verschillen in ruimtelijke spreiding; ze
worden toegepast op ruimtelijke öf
op attribuutgegevens maar niet op
beide tegelijk, en er wordt onvol-
doende rekening gehouden met het
doel van het uiteindelijke produkt.
Weibel (Zwitserland) doet echter een
poging om voornoemde Problemen te
ondervangen met het ontwikkelen
van een interaktief systeem voor het
generaliseren van het relief.
De situatie inzake datastrukturen
wordt vanuit twee invalshoeken bena-
derd. Enerzijds werken verschillende
landen aan het op elkaar afstemmen
van de diverse bestaande (kadastrale)
databestanden. Anderzijds wordt in
de Verenigde Staten (met name door
de usgs) gewerkt aan een nieuw type
datastruktuur: de feature-based data
strueture' (o.a. Guptill). Vanuit de
historische ontwikkeling op dit ge
bied lijkt het een logische voortzet-
KT 1989.XV.3
27