evenzovele termen? Met andere woor-
den, waarom zouden we dan niet de
termen KAART-A, KAART-B.O,
KAART-B.l, KAART-C invoeren (of
equivalenten daarvan) in plaats van
overal de blijkbaar dubbelzinnige
term 'kaart' te gebruiken?
Hoewel dit een plausibel voorstel
lijkt, is het bij nader inzien toch niet
erg praktisch. Het zou betekenen dat
we het aantal woorden in onze taal
drastisch zouden moeten uitbreiden,
terwijl het voordeel daarvan slechts
gering is. In verreweg de meeste situ-
aties is het namelijk prima mogelijk
om met dubbelzinnige termen toch
precies een betekenis aan te duiden.
Het fenomeen dat dit mogelijk
maakt heet 'kontext'. De kontext be-
paalt welke betekenis(sen) van een
woord op dat moment 'aktief' zijn,
dat wil zeggen zinnig en relevant zijn.
Meestal is dat er maar een. In geval-
len dat er toch meerdere zinnige bete-
kenissen denkbaar zijn, bestaan er
uitstekende mogelijkheden om met
behulp van achtervoegsels, bijvoege-
lijke naamwoorden, bij woorden en
omschrijvingen aan te geven welke
betekenis precies bedoeld wordt.
In feite bestaat er in de kartografi-
sche beeldtaal een analoge situatie:
ook daar hebben we niet de gewoonte
om een bepaalde visuele variabele
kontextvrij te definieren. Een bepaal
de kleur kan in een topografische
kaart worden toegekend aan het be-
grip 'bebouwing', maar in een bevol-
kingsdichtheidskaart aan de klasse
'meer dan 200 inwoners per vierkante
kilometer'. Als we onszelf in de kar-
tografie zouden veroordelen tot kon
textvrij symboolgebruik, dan zouden
we zeer in onze uitdrukkingsmoge-
lijkheden worden beperkt.
Op dezelfde manier zouden we ons
zelf in de spreek- en schrijftaal de
zelfde nodeloze beperkingen opleg-
gen als we er toe over zouden gaan
om alleen kontextvrije termen te ge
bruiken. Sterker nog, we zouden er
de uitdrukkingskracht van een taal
drastisch mee beknotten, omdat we
daarmee ook de mogelijkheid zouden
uitsluiten om met behulp van een
meer-betekenissen-term aan te geven
dat er ondanks veschillen tussen een
serie begrippen ook een aantal over-
eenkomsten bestaat.
Ik geloof dat dit bij elkaar voldoende
argumenten oplevert om te kunnen
pleiten voor de handhaving van zo-
veel mogelijk vrijheidsgraden van de
term 'kaart' en tegen het vastpinnen
van deze term aan een enkele be
tekenis.
In het slot van zijn betoog steh Van
der Schans dat kartografen zieh meer
zouden moeten koncentreren op hun
specialiteit, i.e. het visualiseren van
geografische informatie met behulp
van grafische Symbolen, en dat zij de
vastlegging van die informatie over
zouden moeten laten aan landmeters,
geografen en fotogrammeters. Hoe
wel ik deze Stelling op zieh volledig
kan onderschrijven, wil ik er in dit
verband toch op wijzen dat mijns in-
ziens naast deze twee hoofdtaken er
momenteel duidelijk een derde taak
aan het ontstaan is. En het is nog
maar de vraag welke diseipline voor
deze derde taak het meest geschikt is.
De taak waar ik op doel heeft te ma-
ken met KAART-B.l. Zoals gezegd,
Staat deze term voor een karto-taal-
onafhankelijke beschrijving van een
bepaald gebied. De veronderstelling
echter dat er zo'n karto-taal-
onafhankelijke KAART-B.l bestaat,
implieeert de aanname dat er ook
een verzameling karto-taal-
onafhankelijke informatie-elementen
bestaat waarmee een KAART-B.l kan
worden opgebouwd.
Maar, hoe vreemd het op het eerste
gehoor ook klinkt: tot op heden weet
nog niemand hoe deze verzameling er
uit ziet en wat die onafhankelijke de
menten dan wel zijn. Er zijn in de
afgelopen jaren wel pogingen gedaan
om zo'n universele begrippenverza-
meling te definieren (atkis, 1989;
bdcarto, 1988; gdf, 1988), maar echt
karto-taal-onafhankelijk bleken die
bij nader inzien toch niet te zijn.
Het opbouwen van deze verzameling
is een langzaam en moeizaam proces
en vergt veel van het analyserend ver
mögen van de mensen die daar mee
bezig zijn. Ik schat dat het daarom
zeker nog wel een tijd kan duren
voordat er sprake kan zijn van een
bruikbaar resultaat.
Moeizaam of niet, ik zie het opbou
wen van deze begrippenverzameling
wd als een der hoofdtaken van de ge
ografische en kartografische gemeen-
schap in haar geheel. En ik zie niet
in waarom binnen deze gemeenschap
landmeters of geografen meer ge
schikt zouden zijn voor deze taak
dan kartografen. Sterker nog, ik
denk dat kartografen zeker een aan
tal pluspunten hebben, omdat zij
meer dan de andere groepen ver
trau wd zijn met de analyse van de ei-
genschappen van geografische gege-
vens 'an sich', dat wil zeggen los van
hun inhoud, omdat dit een noodza-
kelijke stap is die aan het grafische
symboolontwerp vooraf gaat.
Maar eigenlijk past het niet dat twee
geödeten op deze bladzijden zitten te
filosoferen over wat de rol van de
kartografen in deze zou moeten zijn.
Het wordt tijd dat de 'echte' karto
grafen hier zieh eens over uitspreken.
Waarbij ik ieder de vrijheid laat om
in de voorafgaande zin naar believen
aanhalingstekens rond 'echte' en
'kartografen' te zetten c.q. weg te
laten.
Literatuur
Arbeitsgemeinschaft der Vermessungs
verwaltungen der Bundesrepublik
Deutschland (AdV) (1989), Amtlichen
Topographisch Kartographischen Infor-
mations Systems (ATKIS), Objektkata
log. Bad Godesberg: Landesvermes
sungsamt Nordrhein-Westfalen.
Hofstadter, D.R. D.G Dennet (1982),
The Mind's I, Fantasies and Reflections
on Seif and Soul. New York: Bantam
Books Inc.
NV Philips' Gloeilampenfabrieken and
Robert Bosch GmbH (1988), Geograph
ie Data Files (GDF), Release 1.0. Eind
hoven: Philips Consumer Electronics,
Divisional Standardization Department.
Sclafer, M.N. F. Salge (1988), Base
de Donnees Cartographiques (BDCar-
to), Specifications du contenu et de la
strueture. Saint Mande: Institut Geo-
graphique National.
L. Heres
KT 1989.XV.3
37