Theoretische beschouwingen over automatische kaartgeneralisatie J.C. Müller Inleiding Generalisatie-procedures, die moeten zorgen voor de transformatie van inhoudelijke aspekten van de kaart bij verandering van kaartschaal, zijn niet of nauwelijks aanwezig binnen geografische informatiesystemen (gis). Het generaliseren van een kaart binnen een gis is een nauwelijks te omvatten taak, die veel verder gaat dan een puur technische faciliteit, zoals gebruikelijk is bij funkties als het kreeren van een polygoon-overlay of het toepassen van 'edge-matching' Het probleem dat optreedt bij generalisatie, is dat de uitgangspunten wel duidelijk geformuleerd kunnen worden, maar dat de uitvoering ervan (nog) niet opera- tioneel is. Het is bijvoorbeeld heel duidelijk welke richtlijnen een rol speien bij schaalverkleining, efficient gebruik van de Computer en kartografische presenta- ties, maar kriteria, die nodig zijn om tot resultaten te komen, bestaan niet. Men heeft behoefte aan een volledig geautomatiseerde toepassing, die flexibel, nauwkeurig, doelmatig en kon- troleerbaar is. Dit worden 'objektieve' maten genoemd. Het nadeel van deze maten is echter dat er geen rela- ties bestaan tussen het te generaliseren onderwerp en de inhoud ervan. Veel oplossingen met betrekking tot generalisatie van lijnen of namen, komen daarom tot stand zonder dui delijk begrip van de kaartinhoudelijke informatie. Generalisatie heeft zodoende een deduktief in plaats van een induktief karakter, waardoor het belang van de grafische presentatie hoger ingeschat wordt dan die van het kaartontwerp. Objektiviteit, samenhang en determi- nisme worden hoger aangeslagen dan subjektiviteit, va- riatie en vrijheid. Dit artikel is een zuiver theoretische beschouwing. Het ligt in de bedoeling om enkele blinde vlekken in kaart te brengen over de aard van het intrigerende en on- grijpbare proces dat generalisatie heet. Er worden geen oplossingen aangeboden die uit onderzoekingen voort- vloeien, maar de auteur wil enkele richtingen en onder- werpen voor toekomstig onderzoek de revue laten passeren. De recente technologische ontwikkelingen binnen gis, het aantal procedurele oplossingen en de ruime toepas sing van deze nieuwe algoritmen, hebben immers wei nig ruimte gelaten voor methodologische overpein- zingen. Als algemene achtergrond voor deze diskussie kunnen twee uitgangspunten geformuleerd worden: 1generalisatie is een operatie die ten doel heeft om meer informatie (zoals bedoeld door shannon weaver, 1949) te halen uit minder gegevens; 2. elke kartering betekent een vermindering van de ba- sisgegevens en leidt tot een vereenvoudigd beeld van de werkelijkheid. Tegen deze achtergrond hebben zieh twee denkrichtin- gen ontwikkeld. De eerste richting benadrukt het infor- matieverlies, dat veroorzaakt wordt door enerzijds de verkleining van de schaal en anderzijds door de eisen die gesteld worden aan de leesbaarheid van kaarten. De tweede richting houdt zieh meer bezig met het zoeken naar mogelijkheden om de geografische betekenis van een element en het begrip van ruimtelijke Processen in te passen. Dit zijn echter twee uitersten op dezelfde schaal. Vele oplossingen met betrekking tot automatische kaart generalisatie, vooral die oplossingen die gebruik maken van een 'rule-based'-systeem (dat wil zeggen volgens een set logische regels), liggen ergens op deze schaal (tussen de eerder genoemde extremen). Algoritmische versus 'rule-base'-benadering van generalisatie De benadering van generalisatie met behulp van algo ritmen of vastliggende procedures is een typisch voor- beeld van een even specialistische als beperkte oplos- sing voor een speeifiek probleem. Deze aanpak wordt algemeen gezien als een geheel objektieve manier van generaliseren en wordt veel toegepast als gevolg van de ontwikkelingen op het gebied van de digitale kartogra- fie. Het uitdunnen van geografische lijnen door vereenvoudigings- en selektieprocedures is hiervan een bekend voorbeeld. Er zijn vele verschillende procedures ontwikkeld en hun aantal is nog steeds groeiende (zy- cor, 1984; li, 1988). Het is echter jammer dat deze oplossingen ontwikkeld worden zonder dat men zieh de moeite getroost om vooraf het probleem goed te inven- tariseren. Steeds nieuwe oplossingen worden uitgedacht voor problemen die echter niet goed in kaart gebracht zijn. Meer geavaneeerde algoritmen passen procedures toe zoals 'epsilon-filtering' en 'self-similarity' (van de fractal-theorie) (muller, 1987). Deze technieken gaan uit van een lijn als een verzameling van twee of meer koördinaten. Een verbetering ten aanzien van deze toch nog vrij KT 1989.X V.3 53

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 55