Naar totale oplossingen?
Er zijn veel vormen, die voor generalisatie in aanmer-
king kunnen komen, zoals wateroppervlakken, kustvor-
men, landgebruik, wegen, grenzen en nederzettingen.
Er bestaan ook veel faktoren die de manier van genera-
liseren beinvloeden, zoals kaartschaal, behoefte van de
gebruiker, basisgegevens, richtlijnen voor leesbaarheid,
symbool- en kleurkonventies, reproduktie- en revisie-
mogelijkheden enz. Daarnaast zijn vele middelen be-
schikbaar voor de uitvoering van generalisatie, zoals
vereenvoudigen, selekteren, vergroten en verplaatsen,
kombineren, overdrijven en symboliseren.
Tot slot blijkt ook dat de betekenis na generalisatie
niet eenduidig behoeft te zijn, omdat kulturele en/of
ekonomische achtergronden van de gebruiker de inter-
pretatie beinvloeden. Zo is bijvoorbeeld een Franse
stad niet gewoon een stad. Het is een plaats met een
karakteristieke geografische achtergrond, die geheel an
ders is dan een Amerikaanse stad. Zo is een weg niet
gewoon een slingerende lijn. Afhankelijk van de in-
schatting van de gebruiker kan de lijn een indruk geven
van afstand of verbinding danwel steilheid van de weg.
Een aanpak van generalisatie op basis van voorkomen-
de verschijnselen in plaats van een puur visuele, werd
al eerder in de literatuur opgemerkt (mark, 1989). De
vraag is nu: bestaat er zoiets als een allesomvattend
model dat, als een soort algemeen toepasbare zwarte
doos, in Staat is alle denkbare relaties met elkaar te
verbinden? Zou een dergelijk overzicht van formele Te
gels en wetmatigheden en hun onderlinge relaties ons
behulpzaam kunnen zijn bij de praktische implementa-
tie van generalisatie-programma's? Het ontwerpen van
een dergelijk model is natuurlijk een intellektuele uit-
daging. Alhoewel het erg twijfelachtig is of het ooit
realiseerbaar zal zijn.
Het is echter wel zo dat praktische overwegingen ons
verplichten om te denken in (en werken met) modules.
Deze modulaire aanpak moet zowel objekt-
georienteerd werken (dat wil zeggen aparte modules
voor het plaatsen van namen, het generaliseren van
lijnelementen enz.), als ook doelgericht (nederzettingen
Figuur 2. Als Vierde as worden de generalisatieprocessen aan
figuur 1 toegevoegd om de middelen, die voor generalisatie
bruikbaar zijn, in te passen.
worden anders ingevuld op topografische kaarten dan
op toeristenkaarten).
Een ander probleem dat zieh voor kan doen in deze si-
tuatie, is dat programma's dan wel modules niet uit-
wisselbaar zijn in een internationale kontext. Zo zijn
bijvoorbeeld de verhoudingen tussen lijnen en neder
zettingen in het fysische/sociale landschap van Noord-
Amerika geheel anders dan die in West-Europa, het-
geen een totaal andere aanpak van de betreffende Ob
jekten zou moeten inhouden.
Er is echter een terrein waarop deze totale aanpak
doorgevoerd zou moeten worden en dat is op het ge-
bied van de ruimtelijke konflikten. Ruimtelijke konflik-
ten treden op als gevolg van generalisatie-processen (bij
schaalverkleining), waarbij er een gevecht om de be-
schikbare ruimte ontstaat. De oplossingen voor derge-
lijke konflikten vereisen een gelijktijdige aanpak van
verschillende kartografische elementen, prioriteiten en
middelen. Een benadering met behulp van zoekproces-
sen op basis van 'rule-bases' en parallelle herken-
ningstechnieken zijn de meest belovende voor een auto
matische oplossing op dit gebied (mackaness, 1988).
De katastrofe-benadering van generalisatie
Er bestaan funktionele relaties tussen thema's,
doelstellingen, kaartschaal en -gebruik. Kadastrale in-
formatie, bijvoorbeeld, is voornamelijk aanwezig op
kaartschalen tussen 1:5.000 en 1:10.000. Voor andere
thema's gelden hele andere bereiken, zoals bijvoorbeeld
landgebruik (ca. 1:20.000 en 1:100.000). Voor de bepa-
ling van de meest optimale schaal voor een bepaald
thema wordt als richtlijn gebruikt de afweging tussen
enerzijds de nauwkeurigheid van lokatie en anderzijds
het evenwicht tussen mate van detail en aanwezigheid
van ruis. Zo zal bij een te grootschalige weergave van
een thema de suggestie gewekt worden van een hoge
geometrische nauwkeurigheid, terwijl de ruimtelijke
spreiding van het thema onvoldoende zichtbaar wordt.
Het is uit het voorgaande hopelijk duidelijk geworden,
dat de funktionele afhankelijkheid van kaartgebruik en
kaartschaal, thema, kwaliteit van gegevens en doel van
de kaart, een belangrijk onderwerp is, dat echter nog
veel nader onderzoek behoeft. Een simpel voorbeeld
ter illustratie is een diagram waarbij het kaartgebruik
wordt afgezet tegen het verloop van de kaartschaal.
Het kaartgebruik neemt toe bij het verkleinen van de
kaartschaal, totdat op een gegeven moment het gebruik
plotseling begint af te nemen (muehrcke, 1969). De
grafiek, die de relatie tussen beide verbeeldt, kent
waarschijnlijk niet een gelijkmatig verloop, maar zal
op een bepaald moment drastisch veranderen van de
ene op de andere schaal (figuur 3).
Het mag algemeen bekend verondersteld worden, dat
generalisatie geen geleidelijk proces is, maar dat er
plotseling grote sprengen kunnen optreden. Het zou
interessant zijn om te ontdekken waar deze sprengen,
ook wel breekpunten genoemd, optreden. Een breek-
punt is een punt waar de tot dan toe geleidelijke aan-
KT 1989.XV.3
55
Processen
(vereenvoudlging,
selektie,
symbolisatle,
enz.
Schalen
Thema's
Kaartelementen