Een kartografisch laboratorium ingericht met gebruikte grafische instrumenten J.F.M. van der Steen In 1987 is men in het kader van een groot consulting- projekt, waarbij ook het itc betrokken is, tot de kon- klusie gekomen dat een nieuwe intensieve kartografi- sche kursus dringend gewenst was voor Latijns- Amerika. Zeker nadat de Kartografenschool in de Pa- namakanaalzone1 geen financiele ondersteuning meer ontving van de Amerikanen, was de behoefte aan met name praktische kartografische scholingsmogelijkheden steeds groter geworden. Die mogelijkheden leken te kunnen worden geschapen in de afdeling 'Docencia y Investigacion' van het 'In- stituto Geografico Augustin Codazzi' (igac) in Bogota, Colombia. Maar waarmee men op dit instituut natuur- lijk direkt gekonfronteerd werd, waren de financiele en technische kanten van het opzetten van een kursus. Dit artikel rieht zieh op het laatste aspekt. Het is geba- seerd op de ervaringen, die zijn opgedaan bij het op zetten van een kartografische reproduktie-afdeling, en gaat vooral ook in op de Problemen, die kunnen ont- staan wanneer slechts een zeer beperkt budget voor- handen is. Fase 1: De voorbesprekingen De kursus is er een op hoger technisch nivo (vergelijk hbo) en aanstaande kursisten moeten enige jaren prak tische ervaring hebben in de kartografie. Een van de belangrijkste vragen, die vrijwel onmiddel- lijk gesteld werd, was die naar de verhouding tussen theoretisch en praktisch onderwijs. Na de toekenning van een totaalbudget zou er dan ook een beslissing kunnen worden genomen over hoeveel geld er besteed zou worden aan het schrijven van de theorielessen kar tografie en wat zou mögen worden uitgegeven voor de aanschaf van apparatuur. Na de eerste berekeningen werd al snel duidelijk, dat het schrijven van de minimaal noodzakelijke lessen zo duur zou worden, dat er uiteindelijk nog maar weinig geld (slechts /25.000,-) over zou blijven voor de aan schaf van apparatuur. Voor dit bedrag zou maar weinig apparatuur gekocht kunnen worden en als gevolg daar- van maar weinig praktijkoefeningen kartografische re- produktie georganiseerd. Een UV-kontaktkast en een zeer eenvoudige kompaktkamera kosten bijvoorbeeld immers al 10.000,- elk en een kleine ontwikkelproces- sor zeker 15.000,-. Bij elkaar leidt een volledig geou- tilleerde kartografische reproduktie-afdeling voor kleine formaten zeker wel tot een investering van zo'n 100.000,-. Alles wees er dus op, dat er nagenoeg geen apparatuur zou kunnen worden aangeschaft, simpelweg omdat er geen geld voor aanwezig was. Als gevolg daarvan dreig- de het gevaar van een louter theoretische opleiding, daar waar er juist met name behoefte bestond aan een praktische scholing met een theoretische ondersteuning. In Nederland werd in die tijd echter in de grafische vakbladen nogal wat grafische apparatuur aangeboden op de occasion-markt: apparatuur voor relatief weinig geld, die geschikt leek voor de inrichting van een kar tografisch laboratorium. Maar de advertenties riepen toch wel een aantal moeilijke vragen op: Is de apparatuur wel geschikt voor onze kartografi sche reproduktie? Hoe is de technische Staat van de apparatuur? Kan men zonder Problemen de apparatuur ver- schepen? Tot hoever speelt de garantie mee? Kan een instrument, geschikt voor 220 Volt en 50 Herz-frekwentie, eventueel werken bij 110 Volt en 60 Herz? 110 Volt is eenvoudig te transformeren, maar verandering van de frekwentie is doorgaans een zeer kostbare aangelegenheid. Deze vragen zijn niet eenvoudig op te lossen zonder de nodige vooronderzoeken te verrichten. Op dat moment waren er velen, die zieh nogal skep tisch uitlieten over het idee om gebruikte apparatuur aan te schaffen, laat staan voor een ontwikkelingsland. Aanvankelijk zag men daarom dan ook niet veel heil in een technisch en financieel vooronderzoek. Maar om dat ook het onderzoek, behalve een zekere tijdsinveste- ring, niet veel geld zou kosten, werd na toepassing van enige overredingskracht toch spoedig het groene licht gegeven. Fase 2: Het vooronderzoek Verreweg het moeilijkst op te lossen leek ons de proble- matiek rond het elektrische gedeelte van de mogelijk aan te schaffen apparatuur. Daarom werden allereerst diverse elektrotechnici binnen het itc benaderd met deze speeifieke vraag: "Wat is de invloed van 110 Volt en 60 Herz op instrumenten, die zijn gemaakt om te funktioneren met 220 Volt en 50 Herz?" Het antwoord van de vakmensen was duidelijk: "Dat is onmogelijk. De apparatuur zal te snel gaan lopen en de motoren zullen oververhit raken. Er zal te snelle slijtage optre- KT 1989.XV.3 63

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 65