tamelijk eenvoudig: de tekst kon, automatisch voorzien van de benodigde zetinstrukties, in bestandsvorm aan een fotozetmachine toegeleverd worden. Vervolgens was het maken van drukklare films slechts een kwestie van tijd. Voor de kartografie was het vinden van een passend procede minder eenvoudig. De eerste pogingen Halverwege 1986, toen het duidelijk werd dat er moge- lijk een derde druk zou komen, was het te volgen pro- duktieproces voor het kartografische deel van de af- standengids nog niet vastgelegd. Er diende onderzoek verricht te worden om na te gaan of de klassieke hand- matige methode gevolgd moest worden, of wellicht een andere. In eerste instantie moest men inzicht verkrijgen in de technische mogelijkheden om het proces zoveel moge- lijk te automatiseren, om vervolgens pas te kijken of dit ekonomisch zou zijn. Vanzelfsprekend vereiste een dergelijk onderzoek op zieh de nodige investeringen. Een gebied van 36 bij 36 kilometer werd gedigitaliseerd met het Intergraph-systeem van Tele Atlas. Als basis diende de ANWB-wegenkaart 1:200.000. Met het aldus tot stand gekomen proefbestand werden diverse exerci- ties uitgevoerd om te kunnen bepalen welke methode van werken voor de feitelijke produktie in aanmerking zou komen. Via een trial-and-error-methode, die hier- onder beschreven wordt, is door Tele Atlas in samen- werking met Reprocart een procedure ontwikkeld. Met deze procedure moest het mogelijk worden grote hoe- veelheden regiokaartjes te vervaardigen. In het eerste kwartaal van 1987 zijn vervolgens ver- scheidene gerichte proeven gedaan. Het doel ervan was vast te stellen of het überhaupt mogelijk zou zijn zon- der al te veel inspanningen vektorgrafische bestanden, vervaardigd met een Intergraph-systeem, te verwerken tot een hoogwaardig kartografisch produkt op een Scitex-systeem. Als eerste bleek hierbij dat de uitwisseling van gege- vens tussen beide Systemen op eenvoudige wijze gereali- seerd kon worden via het Standard Interchange Format (sif), dat bestandsuitwisseling tussen een groot aantal grafische Systemen mogelijk maakt. De programma- tuur, welke voor de konversie naar en van sif noodza- kelijk is, wordt zowel door Intergraph als door Scitex als standaard-applikatie geleverd. Bovendien bleek al snel dat een mogelijk sukses vooral zou afhangen van het maken van goede procedurele en technische afspraken over de relatie tussen de verschil- lende Objekten in beide Computersystemen. Gezien de körte tijd die er voor onderzoek naar het toe te passen proces beschikbaar was en de geringe erva- ring ten aanzien van de funktionele aspekten van de koppeling van de twee Systemen, is gestreefd naar een pragmatische oplossing. Dit in plaats van het streven naar een optimaal afbeeldingsproces dat 'open-ended' zou kunnen zijn. Zo is er bijvoorbeeld gekozen voor het leveren vanuit het Intergraph-systeem van kant-en- klare files voor iedere afzonderlijke pagina naar het Scitex-systeem, inclusief 'paginameubilair' met veel overlap en dus bijbehorende extra conversie. Een meer optimale procedure zou geweest zijn grotere geografi- sche gebiedsbestanden te leveren, die pas in het Scitex- systeem opgedeeld zouden worden naar regio's. Het fysieke transport van de Intergraph-vektor- bestanden naar het Scitex Response 280-systeem vond plaats via tapes. Via expliciete koderingen in sif is de basis van alle kartografische dementen overgebracht. Daarnaast was het nodig om bepaalde informatie op een impliciete manier over te dragen, zoals de interak- tie tussen bepaalde dementen in het eindbeeld. sif ondersteunt nauwelijks grafische speeifikaties (de uiteindelijke kleuren, lijnsymboliek in zowel de breedte-, als de lengte-richting, symboolvormen enz.), die nodig zijn om vektorelementen een kartografisch karakter te geven. Deze kartografische attribuut- informatie werd per elementgroep direkt ingevoerd en opgeslagen in het Scitex-systeem (tekstfonts, lijnfonts, symbooldefinities, drukkleurinformatie enz.). De karto grafische waarde van het produkt wordt dan ook sterk bepaald door deze speeifikatiekeuzen, waarbij de (on)mogelijkheden met betrekking tot de interaktie tus sen Scitex en Intergraph een belangrijke rol speien. Op het bijgevoegde kaartvoorbeeld kunnen de lezers dit vormtechnische aspekt van het konversieproces zelf bekijken. Produktspecifikaties De exakte produktspecifikaties van de kaartjes in de afstandengids zijn grotendeels in de bovengenoemde onderzoeksperiode vastgesteld door een serie probleem- gerichte proeven te nemen ten aanzien van Symbolen, lijnsignaturen, vlakvullingen en teksten. Bij de lijnsignaturen speelde het op eenvoudige wijze kunnen weergeven van ongelijkvloerse kruisingen in wegen een belangrijke rol. AI experimenterend met het Scitex-systeem is uiteindelijk een procedure ontwikkeld waarbij elke aansluiting van wegen van verschillende klasse volgens een generale prioriteit per kleur werd af- gewikkeld. Dit had tot gevolg dat bij enkele kombina- ties het hart van een kruising de kleur zou krijgen van de (witte) ondergrond (figuur 1). Dit bleek in het kaartbeeld een dusdanig störende in- vloed te hebben, dat een oplossing bedacht moest wor den teneinde deze delen op te vullen. Daarbij trad ech ter een nieuw probleem op. Er zou namelijk een zogenaamd kleurkanaal toegevoegd moeten worden om de kruising op te kunnen vullen. Daarmee zou in dit proces het totaal aantal kleurkanalen op meer dan 12 zijn gekomen. Per bewerkingsgang kan het Scitex- systeem maximaal 12 kleurkanalen behandelen, dus er zou een extra (kostenverhogende) bewerkingsgang noodzakelijk zijn. Uiteindelijk is dit probleem opgelost door de genoemde 'gaatjes' op te vullen met de signa- tuur van de bebouwde kommen, dus door gebruik te 16 KT 1989.XV. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1989 | | pagina 18